U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

De getuigenis van P. Paul Delmé, ocd


De mooie getuigenis van een broeder die niet dacht dat hij de roeping in zich droeg om priester te worden, tot mensen hem aan zijn mouw trekken, ook zo werkt God...

 

P. Paul DelméP. Paul Delmé



Ik was 25 toen ik mijn proeftijd begon in de Karmelorde. Dat is een religieuze orde zonder stichter, gewoon spontaan ontstaan, onder kluizenaars, op de berg Karmel in Israël, rond 1200. De orde heeft grote mystici voortgebracht,  zoals mijn favoriet Johannes van het Kruis. Tevoren was ik één jaar novice geweest in het dichtstbijzijnde klooster, de abdij van Tongerlo, maar daar ging ik weg omdat ik bang was dat ze me priester zouden maken en pastoor, stel je voor.
 
Wat weer daaraan voorafging: ben leraar Nederlands en Engels van eerste opleiding. Na Tongerlo meende de begenadigde jezuïet Guy Borreman in mij een kluizenaars-roeping te onderscheiden. Omdat in die tijd de Vlaamse karmelieten nog mede-eigenaar waren van een oude kluizenarij in Roquebrune, in Zuid-Frankrijk, trad ik in in de Karmel, in de hoop naar Roquebrune te mogen gaan. Mijn oversten hebben altijd mijn wens gerespecteerd om geen priester te worden, maar een verborgen leven te leiden als broeder, in gebed en handenarbeid. Zo is het jarenlang gegaan. Vooral in de acht jaren dat mijn medebroeder Lukas en ik de enige bewoners waren van het karmelietenklooster in Zepperen, in het mooie Haspengouw, had ik het leven dat ik wou.
 
Nu heb ik een leven waar ik niet zelf voor gekozen heb en woon ik in een stadsklooster in Berchem. De laatste jaren zijn meer en meer mensen aan mijn mouw beginnen trekken, of ik toch er niet zou aan denken om de stap naar het priesterschap te zetten. Eerst heb ik me verweerd, maar tenslotte toegegeven, en ben priester geworden. En wonder: sindsdien is mijn leven gelukkiger en rijker dan ooit. Ik voel het als een voorrecht om de sacramenten te bedienen in een parochie waar ik bijna dagelijks ‘sta’, van doopsels tot uitvaarten, en zoveel leven te mogen delen. En ook om in slotkloosters de zusters te beluisteren en conferenties te geven, waarin ik heel mijn hart kan openen.
 
Als kluizenaar-zijn wil zeggen: afgezonderd leven , weg van mensen, dan ben ik het niet. Maar in mijn hart ben ik kluizenaar, want alleen de liefde Gods geeft mij vrede. Maar die liefde mag ik gelukkig de laatste jaren ontvangen en delen en doorgeven onder velen. Ik ben gelukkig. En aan het einde van mijn verhaal vat ik samen: het is niet het leven dat je wil dat je gelukkig maakt, maar het leven dat God met je voorheeft. En Hij werkt graag via mensen die aan je mouw trekken.
 

Pater Paul, karmeliet