U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

Clara's vastenpraktijk


Een artikel over de vastenpraktijk van Clara van Assisi, genomen uit het meest recente boek van zr. Edith van den Goorbergh, claris te Megen (NL):  Clara van Assisi, mystiek in het alledaagse, Valkhof Pers,  blz. 93-97. Als je op de kaft van het boek klikt, kan je er meer over lezen en het eventueel bestellen. Het is geschreven in een eenvoudige en bevattelijke, hedendaagse stijl en geeft een heel goed beeld van Clara en haar zusters toen en nu.


 Hier kan je een boekje met werkvormen downloaden dat hoort bij dit boeiende boek van zr. Edith!

Werkvormen Mystiek in het alledaagse op A5.pdf

 


‘Clara's vastenpraktijk’

zr. Edith van den Goorbergh osc

 

Vasten is een lichamelijke oefening. Vasten (beperking in voedsel) raakt onmiddellijk de omgang met het lichaam. Vasten kan bemiddelen om tot inkeer te komen. In de Bijbel is vasten niet allereerst een strenge ascese, maar een uitdrukking van gemis en rouw, van wat er binnen in de mens is aan verdriet, berouw en verlangen. De Kerk kent langere en kortere vastenperioden die gezamenlijk gevierd worden en vaak dienen als voorbereiding op feesten.1 De kerkelijke vastenvoorschriften golden en gelden niet voor kinderen, niet voor zwangere vrouwen en ouderen boven de zestig jaar. Alleen Aswoensdag en Goede Vrijdag zijn tegenwoordig kerkelijke vasten- en onthoudingsdagen. In de veertigdagentijd is elke vrijdag een onthoudingsdag. Men onthoudt zich van vlees. Vis is wel toegestaan. De oefening van vasten is dus niet afgeschaft.2 Bij onthouding kan men tegenwoordig ook denken aan spijzen en dranken die een negatieve invloed kunnen hebben op het lichaam en het contact met het diepste innerlijk belemmeren, zoals verslavende voedingsmiddelen, alcohol, cafeïne, chocolade, specerijen en snoeperijen.

Het onderscheid tussen vasten en feesten geeft kleur aan het leven, zoals ook de wisselingen in het getijdengebed kleur geven aan het liturgisch jaar. Vasten en feesten zijn altijd op elkaar betrokken. Ze geven een evenwichtige basisstructuur aan het dagelijks leven. Wie altijd in overvloed leeft en zich niet oefent om zich iets te ontzeggen, zal de vreugde van het feesten niet meer kunnen smaken.

 

Clara's vastenpraktijk

In Clara's tijd waren de vasten- en onthoudingsbepalingen duidelijk omschreven. Er waren aanwijzingen over de soorten spijzen die wel of niet gebruikt mochten worden. In haar derde Brief aan Agnes van Praag schrijft Clara over de spijzen van de veertigdagentijd. Blijkbaar waren deze bekend, want ze schrijft er niet bij welke dat zijn (3BrAg 32). Het gehele jaar door waren er, naast alle vrijdagen, vasten- en onthoudingsdagen. Verder werd er gevast op de quatertemperdagen en op de vigiliedagen voor grote feestdagen.3 Clara koppelt niet-vasten deels aan feesten die Franciscus aangewezen heeft om op bijzondere wijze te vieren, waarbij het feest van Kerstmis eruit springt (vgl. 3BrAg 3o en 36). In Clara's tijd had het geheim van de mensgeworden Zoon van God een sterk accent in de geloofsbeleving.

Clara heeft een veel strengere wijze van vasten doorgevoerd dan de toenmalig algemeen kerkelijke, en zelfs strenger dan die welke in de meeste kloosters gebruikelijk was. 'Te allen tijde' (omni tempore) staat er. In de derde Brief beschrijft zij de praktijk van feesten en vasten van San Damiano. Deze lijkt minder streng dan wat erover in de Levensvorm staat (3BrAg 30-37). In de Levensvorm blijft echter veel open. De bepalingen zijn zeer beknopt. Dat nodigt uit om in onze tijd te bezien, hoe wij het vasten als oefening in praktijk kunnen brengen.

Vasten was en is een vorm van delen in de armoede - beter gezegd: het gebrek - van de armen, navolging ook van de arme Christus en vooral lijfelijk de eenheid met de lijdende Christus beleven.4  Dat laatste gold vooral voor vrouwen. Clara zelf schrijft helemaal niets over de motieven van de strenge vastenvoorschriften. Streng vasten paste blijkbaar bij de vorm van de armoede. Maar het blijft een vraag hoe het vasten er in de praktijk precies uitzag: alleen water en brood (monofagie) en wat rauwe groenten, zoals de woestijnmonniken? Op andere dagen aangevuld met gekookte groenten, fruit en weinig of geen olie of vet? Er was lang niet altijd genoeg voedsel. Het verhaal over het wonder met de olie zegt genoeg (Proces 1,15). Zelfs voor de zieken was er niet altijd wat nodig was. Freeman heeft vastgesteld dat de vastenvoorschriften van Clara tot de strengste uit die tijd behoorden.5 Doorgaans werd er een keer per dag een maaltijd opgediend. Daarmee stelden de zusters zich gelijk aan arme mensen.

 

Vasten en bidden

De lichamelijke oefening van vasten sluit aan bij de geestelijke oefening van bidden. Het gaat daarbij om de vraag: door wie of wat laat je je vullen? Bidden zuivert de geest en het hart, vasten zuivert het lichaam om ontvankelijk te worden voor het komen van God. Vasten is gericht op maat houden, niet te veel eten en ook niet te weinig. Zowel door teveel als te weinig eten wordt het evenwicht in het lichaam verstoord. Vasten betekent ook afzien van egostrelende ascetische krachttoeren of van subtiele zelfagressie. Iets wat Clara zelf lang niet altijd gelukt is.6 Ze heeft ook door de ervaring moeten leren, zoals blijkt uit haar adviezen in haar derde Brief aan Agnes. Ze dringt er bij Agnes op aan haar vasten niet te rigoureus door te voeren. Het gaat er om als levende mens de Heer te loven en aan de Heer een passend eerbetoon en offer - steeds met zout toebereid (vgl. Kol 4,6) - te brengen (vgl. 3BrAg 31-41). Door te vasten schept men ruimte om God te eren en daarin als mens te groeien. Vasten is een vorm van lichamelijke zelfontlediging, van sterven om van de Levende het echte leven te ontvangen. Daarom werd er in de paastijd, op zondag en grote feestdagen niet gevast, omdat de kerk dan de verrezen Bruidegom in haar midden heeft. De vrienden van de bruidegom kunnen immers niet vasten, wanneer de bruidegom bij hen is (vgl. Mt 9,15).

 

Niet vasten

De uitzonderingen die Clara in haar Levensvorm aangeeft, heeft zij deels overgenomen uit de Levensvormen van Hugolinus (nr. 7) en van paus Innocentius IV (nr. 4). Vaak wordt gezegd dat die van Clara zelf afkomstig zijn, maar ze komen oorspronkelijk uit de Regel van Benedictus (hoofdstuk 49,1; 37,1-2). Alle kloosterregels voorzien in uitzonderingen bij vastenvoorschriften.

Niet vasten betekende twee keer per dag een volle maaltijd. Jonge mensen in hun groeiperiode, zieken en zusters die extra belast werden, werden van vastenoefeningen vrijgesteld. 'Barmhartig te eten geven' staat er. Dat is niet neerbuigend bedoeld, maar veeleer als een uiting van respect voor de broosheid van het lichaam dat niet zo duurzaam is als koper en sterk als Steen (vgl. 3BrAg 38). Trouwens, vermindering van eten mag het lichaam niet verder verzwakken of zijn weerstand verminderen. Vasten is gericht op gezond leven, op respect voor het leven, ja, op de Levende zelf. Het blijft een lichamelijke oefening, waar uitzonderingen bij horen om het afzien van voedsel niet in een ascetische krachttoer te laten ontaarden en de aardsheid van het broze Iijf te loochenen.

In geval van duidelijke nood hoeft men zich niet te houden aan de vastenregels. Nood breekt wet: dan kan ieder eten wat er voorhanden is, vastenspijs of niet. Hier duikt weer het woord `necessitas' op. In de Levensvorm staat het er telkens als een verkeersbord, waaraan je je te houden hebt: kijk goed uit wat je aan het doen bent. Als de levensnoodzakelijke middelen ontbreken, moet er voor iedereen, gezond of ziek, voor zover mogelijk in voorzien worden en moeten alle vastenvoorschriften wijken.7 'Necessitas' slaat op de basisbehoeften om te kunnen leven: eten, drinken, kleding, beschutting. Wij moeten eraan tegemoet komen, anders gaan we dood. Wie zijn lichaam het noodzakelijke onthoudt, wordt ziek. En bij ziekte heeft iemand extra zorg nodig die in dat geval voorkomen had kunnen worden.8

 

1 Gerard Pieter Freeman, `Bidden en vasten. Historisch commentaar op het derde hoofdstuk van de regel voor de minderbroeders', in: Franciscaans Leven 91(2008), 179-189,185-189.

2 Zie canon 1249-1253 in Codex

3 Quatertemperdagen ('ieiunia quattor temporum' = vier keer (oorspronkelijk drie keer per jaar) dagen van gebed, vasten en aalmoezen in de vier seizoenen van het kerkelijk jaar: in de derde week van de advent, in de voorvastentijd, de week voor Pinksteren en de derde week van september op woensdag, vrijdag en zaterdag. Het is een zeer oud gebruik en van joodse (of Romeinse) oorsprong. Bij paus Leo de Grote zijn er in zijn preken motieven to vinden voor deze vastendagen: als dankfeesten voor de oogst, wat later slechts voor die van september gold. (Vanaf de zevende eeuw breidt de gewoonte zich uit tot in de West-Europese landen. In: Lexikon, kolom 928-929; Liturgisch Woordenboek, kolom 2338-2341. Het seizoenenvasten is vandaag de dag bij christenen praktisch verdwenen, maar duikt weer op in allerlei religieuze bewegingen.

4 Hoever die praktijk ging, blijkt uit het leven van Agnes van Praag. In het jaar i26o heerste er een grote hongersnood in Praag. Agnes wilde geen extra eten aannemen van haar familie, maar met de armen honger lij den. Zij is door uitputting gestorven. Vgl. Johannes Schneider (Hrsg), „CandorLucis Eterne - Glanz des ewigen Lichtes", 39 e.v.

5 Gerard Pieter Freeman, Clarissen in de dertiende eeuw, 65-83; idem `Clara's vastengewoontes', in: Franciscaans Leven, 86(2003), 183-186; Beatrijs Corveleyn, `Opdat je als levende mens de Levende mag loven', in: Franciscaans Leven 82 (1999), 271-279.

6 Vgl. Proces I,8; 11,8; IV,5; LevCl 18;31.

7 Toen de zusters nog maar een half brood in huis hadden, gebeurde het broodwonder. Vgl. Proces VI, 16; LevCl 15.

8 Necessitas is ook de basis voor sociale rechtvaardigheid. Wie de eigen nood kent, herkent ook die van een ander (vgl. 2 RegMB 6,8-9; LvCL VIII, 14-16). Wat iemand to heel heeft, hoort aan degene die het nodige moet missen; Zie: Edith van den Goorbergh en Theo Zweerman, Franciscus van Assisi. Over zijn evangelische bezieling,137 e.v.