U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

Het Zonnelied


 

 

© Aquarel van Uli Viereck /
Sonnengesang © Aquarel van Uli Viereck / Sonnengesang

 

Zonnelied van de H. Franciscus van Assisi

Allerhoogste, almachtige, goede Heer,
van U zijn de lof, de roem, de eer en alle zegening
U alleen, Allerhoogste, komen zij toe
en geen mens is waardig U te noemen.

Geloofd zijt Gij, mijn Heer, met al uw schepselen,
vooral heer broeder zon,
die de dag is, en door wie Gij ons verlicht.
En hij is mooi en stralend met grote luister.
Van U, Allerhoogste, draagt hij het zinnebeeld.

Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door zuster maan en de sterren.
Aan de hemel hebt Gij ze gemaakt,
schitterend, kostbaar en mooi.

Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door broeder wind
en door de lucht en de wolken,
het helder weer en ieder jaargetijde,
waardoor Gij uw schepselen in leven houdt.

Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door zuster water,
die heel nuttig is, nederig, kostbaar en kuis.

Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door broeder vuur,
door wie Gij voor ons de nacht verlicht.
En hij is mooi en vrolijk, stoer en sterk.

Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door zuster aarde,
onze moeder die ons in leven houdt en leidt
en allerlei gewassen met kleurige bloemen en kruiden voortbrengt.

Geloofd zijt Gij, mijn Heer,
door hen die vergiffenis schenken door uw liefde,
en ziekte en verdrukking dragen.

Gelukkig zij die dat dragen in vrede,
want door U, Allerhoogste, zullen zij worden gekroond.

Geloofd zijt Gij, mijn Heer,
door onze zuster de lichamelijke dood,
waaraan geen levend mens ontsnappen kan.
Wee hen die sterven in doodzonde.
Gelukkig wie zij aantreft in uw allerheiligste wil,
want de tweede dood zal hun geen kwaad doen.

Loof en zegen mijn Heer
en dank en dien Hem met grote nederigheid.

 

Een woordje uitleg: gebaseerd op een studie van L. Lehmann 

 

1. Inleiding

Het Zonnelied is het meest bekende geschrift van Franciscus en behoort tot de eerste belangrijke werken die geschreven zijn in de volkstaal en niet meer in het Latijn. Oorspronkelijk is het  geschreven in het Umbrisch met hier en daar wat dialect ertussen. Franciscus legt hiermee de grondslag van de Italiaanse literatuur, want het zonnelied is het eerste Italiaanse lied.

Het zonnelied behoort tot de wereldliteratuur en mag volgens Lehmann, na de Bijbel, het meest bekende en vertaalde werk genoemd worden uit de Christelijke literatuur en  na het Evangelie het mooiste stukje religieuze poëzie dat ooit ontstaan is. Door het zonnelied in zijn oorspronkelijke taal te lezen, komt de volheid van zijn klankspel en rijm pas goed tot zijn recht.

Het hoeft hier niet meer gezegd dat het zonnelied, dankzij zijn diepe religieuze inhoud, mensen al eeuwenlang fascineert, uitnodigt en bevraagt. En dat het bron van inspiratie is voor talloze vormen van kunst en muziek. Het zonnelied bezit de kracht om zijn hoorder of lezer te “boeien”. Er woont een oproep in aan de eigen creativiteit en zijn uitstralingskracht beperkt zich niet tot de christelijke cultuur. Er zijn getuigenissen van Joden, moslims en Hindoes die het zonnelied naar waarde schatten en in dit lied een brug zien naar het christendom.

 

2. Handschrift

De codex 338 (+1250) bevindt zich vandaag in het sacro convento te Assisi. Het oudste afschrift van dit “Cantico” van Franciscus is op een perkament geschreven en bewaard. Dit afschrift laat tussen de eerste en tweede regel plaats vrij voor noten, jammer genoeg zijn deze nooit ingevoerd, noch in dit, noch in andere handschriften. De originele melodie is dus niet meer bekend, maar zal zeker een soort psalmtoon geweest zijn die op alle regels toepasbaar was.

De tijd van ontstaan van dit oudste handschrift valt samen met de bloeitijd van de “laude” of “lauda”, een soort recitatief gezang, bestaande uit een reeks zegewensen en gebedsuitroepen, die bij bepaalde feestelijke gelegenheden werden gezongen. Voor Umbrië was dit de tijd rond 1260. Daar het zonnelied vroeger is ontstaan, heeft Franciscus deze liturgische wijze van zingen door zijn lied sterk gestimuleerd. Dit zegt alleen al de titel: ”Laudes creaturarum”.

In de tekst zelf  komt 8 x “Laudato si” in de middelste strofen. Dit onderstreept nog eens het karakter van een “laude”  Zelfs in het inleidend en slotvers komen we “laudate” tegen. Lof is dus het leidmotief van het zonnelied: een loflied op God in dankbaarheid voor al zijn schepselen.

 

3. Context: een lied, geboren in het lijden

In het oudste handschrift staat boven het zonnelied geschreven: “Hier begint het loflied der schepselen, dat de zalige Franciscus tot lof en tot eer van God geschreven heeft, als hij ziek was bij San Damiano.”

Uit verschillende bronnen, zoals Cel. en Herinneringen (83) vernemen we de context waarin het zonnelied is ontstaan. (2 Cel. 213) Kort samengevat luidt deze tekst als volgt: Franciscus lag in een hutje van stromatten doodziek, vlak bij het klooster van San Damiano. De muizen kropen over hem heen en in al zijn ellende bad hij tot de Heer die hem in ruil voor al dat lijden zijn koninkrijk beloofde. Toen was zijn ziel verlicht en de volgende dag vertelde hij het aan zijn broeders, trok zich toen terug en een hele tijd later zette hij de woorden in:

“Allerhoogste, almachtige, goede Heer…” Hij maakte er een melodie op en leerde zijn gezellen hoe ze het moesten zingen. Toen liet hij een broeder bij zich roepen die bekend stond als een goed musicus en voordrager en deze droeg hij op om met de broeders rond te trekken en telkens als zij gepreekt hadden, dit lied te zingen.”

 “Deze lofzang die hij componeerde gaf hij de naam “Loflied van broeder zon”. En als hij zwaar ziek was, zette Franciscus zelf deze lofzang in en dat bleef hij doen tot de dag van zijn dood.

Het zonnelied is dus niet geschreven op het hoogtepunt van een blij gemoed, maar is gegroeid uit lijden, ziekte en nood. Juist daarin verenigt Franciscus zich met alles wat leeft en we kunnen ons de vraag stellen: waar vindt deze verzoening met zichzelf, met alles wat leeft, met het lijden en zelfs de dood, waar vindt deze verzoening haar oorsprong? (Hierop kom ik terug in punt 6).

Voor ons van wezenlijk belang in dit getuigenis is, dat Franciscus ook na het ontvangen van de stigmata duisternis en dieptepunten heeft gekend, om precies daarin Gods genade weer te ervaren. Tot onze dood zal er dus altijd strijd blijven, maar zullen wij ook altijd de goedheid van de Heer ervaren.

 

4. Literair genre van het lied

Het zonnelied behoort tot het middeleeuwse rijmproza, dat staat tussen de klassieke rijmlyriek en het eenvoudige proza. De maat van het vers en het ritme zijn onregelmatig. Als men naar het slot van de afzonderlijke verzen kijkt in de originele tekst, ontdekt men verschillende “rijmverzen”. Behalve deze eindrijm vindt men ook binnenrijmen (4,7,8,16,19). In vele regels hebben meerdere woorden gelijkluidende slotvocalen (vb. in vers 11 eindigen alle eigenschapswoorden op “e”).

 

5. Opbouw van het lied

In de structuur van Lehmann onderscheiden we 10 strofen in het zonnelied en 33 verzen.

De 1e en 2e en de 8e en 9e strofe zijn langer, daarom splitst Esser ze op en komt hij aan 14 strofen. Strofe 1 en 10 vormen het kader. Ze geven het lied zijn motief: “De lof Gods”. Het is belangrijk om het zonnelied in dit kader te zingen en te bidden.

 

 In dit schema zie je een beweging van boven naar beneden, van macro- naar microkosmos

•De hemel wordt vertegenwoordigd door de zon, de maan en de sterren.


•De aarde wordt vertegenwoordigd door de vier elementen: wind water, vuur en aarde. In het antiek wereldbeeld waren dit de oerstoffen die al het overige symboliseren.


•Er is een wisseling van heldere naar donkere kleuren, van het licht van de zon, maan, sterren, vuur, naar het duister van de zwakheid, lijden en dood.


•De mens wordt niet bezongen in zijn kracht of schoonheid, zoals de andere schepselen, maar in de heerschappij over zichzelf, m.a.w. in zijn vrije wil om te kiezen voor de dood of het leven. Daarin openbaart zich voor Franciscus zijn grootste kracht en heerlijkheid, voor de welke hij God moet loven.


•De vier elementen, vier seizoenen en vier types van mensen: vier is het getal dat de volheid aangeeft, heel de mensheid, de schepping, omvat ook heel de tijd.


•In deze structuur van het zonnelied vinden we ook een dieptestructuur. Doorheen heel het lied zit een regelmaat van afwisseling tussen broeder en zuster, zon (in’t Italiaans man.) en maan (vrouwelijk). Actief en passief, want de maan ontvangt licht van de zon. De kleinere creaturen staan als jongere broers en zussen tussen het grote kosmische paar “heer broeder zon” en “zuster moeder aarde”. Franciscus ziet de kosmos als één grote familie.


•Tussen strofe 1 en 10 staan 8 strofen die telkens beginnen met “Laudato si”. Dit klinkt als een refrein. Met huivering zingt Franciscus “mi Signore”: “mijn geliefde Heer” = keervers!


•Het steeds terugkerende “per” is van zeer groot belang in het zonnelied. Men weet tot hiertoe nog niet hoe dit precies te vertalen. Het kan voor of door betekenen. Naargelang de inhoud die Franciscus eraan gaf krijgt het lied een heel andere betekenis: looft hij God voor al zijn schepselen, dan stelt hij zich boven hen. Looft hij God echter door zijn schepselen, dan betekent dit dat Franciscus zichzelf op het zelfde niveau ziet als alle andere schepselen, waarvan hij bovendien zegt dat deze hun schepper beter loven dan de mensen.


•Dit steeds terugkerende “per” en het “’Laudato si” staan voor de rustende pool van het lied, die het doorlopende thema aanduidt nl. de lof van God.


•Dit thema wordt strofe na strofe gevarieerd. Er komen steeds nieuwe schepselen aan bod die in een welbepaalde en geordende volgorde optreden, als keken we naar een schouwspel. Daardoor ontstaat er doorheen heel het lied een dynamiek, een beweging van boven naar beneden.


 

6. Lied van verzoening

Dat Franciscus een lied aanheft precies op het moment dat hij doodziek in de grootste duisternis verkeert, is alles behalve vanzelfsprekend. Het licht van de zon die hij bezingt doet pijn aan zijn ogen. Hoewel hij praktisch niet meer kan eten, prijst Franciscus God om de vruchten van de aarde. Hij prijst God voor elk weer, voor het water, het vuur, maar gaat voorbij aan de destructieve kracht die de natuur ook kan zijn wanneer ze losbarst. De zwaar zieke Franciscus noemt ook de dood zijn zuster, omdat hij in haar de poort ziet naar het eeuwig leven, naar de hemel. Zo komt hij terug waar hij begon is en maakt hij de cirkel rond.

Franciscus zingt een lied vol jubel, bezield van een onweerstaanbare inspiratie. God “goed” te noemen, juist in dit moment van Godverlatenheid, geeft hem kracht en vertrouwen. Het doet ons denken aan Jezus, die in de diepste ervaring van godverlatenheid zijn vertrouwen uitspreekt en roept: “Abba, Vader”.

Achter het zonnelied mogen wij een mens vermoeden die met zichzelf, met God en met de wereld verzoend is. Franciscus sluit heel de werkelijkheid in één lied. Alles verenigt en verzoent hij met elkaar: zonde, dood, ziekte en nood behoren voor hem evenzeer tot de reeële werkelijkheid als de allermooiste dingen in Gods schepping, samen verenigen zij zich  in het loven van de ene Heer.

Nu wil ik even terugkomen op de vraag: “waar vindt deze verzoening met alles haar oorsprong?” Deze vindt haar oorsprong in twee dingen:

1. In het feit dat Franciscus zichzelf en de mens ziet gelijk aan en zelfs ónder de andere schepselen, want zij loven hun schepper beter dan wij, zegt hij. Dit veronderstelt een grote deemoed. Franciscus verzoent telkens twee uitersten verbinden: het negatieve met het positieve, de twee uiterste polen van het leven: leven en sterven, vasten en feesten, kind van God zijn en tegelijk niet meer dan alle andere schepselen. Dit is precies het paradoxale principe van de vruchtbaarheid: door twee tegengestelde uitersten met elkaar te verbinden, ontstaat er nieuw leven. Je leeft maar als je sterft,… daarop richt Franciscus heel zijn streven.

2. Het zonnelied ziet de schepping en alles wat er gebeurt in het licht van de voltooiing en voleinding. Daarom lijkt het veel op de Bijbelse hymnen (vb. ps. 98, Openb. 15,3) die de toekomstige en blijvende heerschappij van God bezingen. In het zonnelied klinkt een paaslied. Doorheen het zieke, uitgemergelde en met wondtekenen begenadigde lichaam van Franciscus straalt de Verrezen Heer. In Franciscus breekt de kracht door van Hem die gezegd heeft: “Wees niet bevreesd, Ik heb de wereld overwonnen en Ik zal er zijn.

 

7. Christusmystiek in het zonnelied:

Het zonnelied is dus zonder twijfel een mystiek lied, geboren uit een diepe, doorleefde relatie met Christus. Hoewel de Naam van Jezus Christus niet in het zonnelied niet voorkomt, noch die van de Vader, de Zoon of de H. Geest en dit in tegenstelling tot de meeste andere gebeden van Franciscus, ontmoeten wij in dit lied toch Franciscus’ relatie met zijn Heer. Lehmann baseert zich op een studie van Theo Zweerman, die onderzoek deed naar het “verhulde spreken” van Franciscus en Cara in hun geschriften. Kijken we even naar de eerste en de laatste woorden van het zonnelied:

 Allerhoogste             Almachtige                   goede Heer

 Dank                        dien Hem                      in deemoed

 In het zonnelied zit een verborgen Christusmonogram. Ook de letters van de eerste twee woorden:

 •Altissimo Omnipotente  zit een verwijzing naar Christus, Alfa en Omega.

•Precies 33 verzen in het zonnelied, verwijzen naar de 33 levensjaren van Christus.

•“de Zon” (van gerechtigheid)


Het zonnelied geeft ons een prachtig beeld van hoe Franciscus naar de schepping keek. Overal vindt hij verborgen verwijzingen naar Christus, tot in een kleine worm toe. Dit is niet louter een natuurlyriek, maar een hymne aan God, wiens schoonheid zich weerspiegelt in heel zijn schepping en die in Christus de wereld verlost heeft. Hier weerklinkt de hymne van Paulus: “alles is door Hem geschapen en in Hem is alles wat geschapen is en heeft God alles met zich verzoend.” Door dit verzoeningswerk van Christus is het Al vervlochten tot één broederschap in Hem en Franciscus looft God hierom in een kosmische liturgie.

 

8. Het zonnelied als boetepreek en verkondiging van blijvende actualiteit

In Herinneringen 83 lezen we, dat Franciscus zijn broeders uitdrukkelijk vraagt dat zij, telkens als zij preken, ook dit lied zouden zingen of voordragen. Het zonnelied moet dus niet enkel als God lof verstaan worden, maar zeker ook als een oproep tot boete en bekering aan ieder die het hoort, zingt of leest. Franciscus legt er een manende oproep en stelt ons voor de beslissende keuze om al dan niet vergeving te schenken, aan wie hen onrecht deden, vrede te stichten, en zich op God te verlaten tot in zijn stervensuur toe. Hij stelt de natuur hierbij tot voorbeeld, die looft haar schepper naar behoren en de mens moet eerst tot boete en vergeving komen om dit te leren.

Het zonnelied blijft daarom zo actueel in deze tijd waarin wij de natuurlijke bronnen van het milieu uitbuiten, dat men zich begint af te vragen of leven voor mens en dier nog mogelijk blijft. Een actueel voorbeeld is het gebrek aan water, het goud der aarde: 41 miljoen Europeanen zijn hiervan verstoken. Hoe gaan wij met water om? Of: verdringen ook wij de dood?

Lehmann besluit dat het Zonnelied een antwoord is op vele problemen in onze maatschappij vandaag. En voor alles is het een wondermooie geschenk van Franciscus aan ieder van ons, en tegelijk een blijvend verontrustende opgave die ons vandaag meer dan ooit uitdaagt anders te leven.