U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

Psalm 90


Leer ons zo onze dagen te tellen dat wijsheid ons hart vervult.

 

 

 Psalm 90

  
  1. Wie onder de hoede van de Hoogste woont,
      wie in de schaduw van de Almachtige vertoeft
  2. mag zeggen tegen de heer: ‘Mijn toevlucht,
      mijn vesting, mijn God, in U stel ik vertrouwen.’

  
  3. Ja, Hij bevrijdt je uit het vogelnet,
      uit alle dreigende gevaren.
  4. Hij dekt je toe met zijn vleugels,
      onder zijn veren mag je schuilen,
      als een schild staat zijn trouw om je heen. 
 
  5. Je hoeft niet bang te zijn voor de verschrikking van de nacht,
     of de pijl die suist overdag,

6. of voor de pest die rondwaart in het donker,
    of voor de moordende plaag van de middag.

 
  7. Al sneuvelen er duizend aan je ene zij,
      tienduizend zelfs aan je rechter:
     niemand zal jou raken.
  8. Doe je ogen open, dan zal je zien
      hoe de straf zich aan de bozen voltrekt.
 
  9. Ja, U bent mijn toevlucht, heer!
      Omdat je bij de Hoogste naar onderdak zoekt,
  10. zal geen kwaad over je komen,
       geen plaag dringt door tot je tent.
  11. Zijn eigen boden zal Hij opdragen
       om je te beschermen, waar je ook gaat.
  12. Zij zullen jou op handen dragen,
       zodat je voet zich niet aan een steen stoot.

  
  13. Je zult adder en leeuw vertrappen,
        leeuw en slang met voeten treden.
  14. Omdat hij van Mij houdt zal Ik hem redden;
        Ik bescherm hem, want hij eert mijn naam.

  
  15. Als hij Mij aanroept, geef Ik antwoord,
        Ik sta hem bij in zijn nood,
        Ik maak hem vrij en schenk hem aanzien.
  16. Tot in lengte van dagen schenk Ik hem leven
        en hij zal zien dat Ik hem red.

  

Overweging van psalm 90:

 

Psalm 90, de eerste psalm van het vierde psalmboek, opent met een klacht over onze sterfelijkheid als mens. Hij doorprikt met een paar vragen onze illusie dat ons leven hier op aarde eeuwig duren zal en eindigt met een gebed om moed en de kracht zijn sterfelijkheid te aanvaarden.


De volgende psalm 91 schenkt twee beloften in antwoord hierop. Een belofte vanuit de ervaring van de psalmist: ‘als je op de Heer vertrouwt, zal Hij er zijn!’ En een belofte van de Heer zelf: ‘ Ik zal u bevrijden’. En psalm 92 is een lied van grote dankbaarheid vanuit de ervaring dat Gods belofte waar is, dat Hij ons vertrouwen nooit zal beschamen. Samen zingen deze drie psalmen over één en dezelfde ervaring van worsteling, twijfel, vertrouwen, overgave, geloof en dankbaarheid.


Het kerngebed dat in psalm 90 doorklinkt is: ‘Leer ons zo onze dagen tellen, dat wij wijze mensen worden’. Mensen die namelijk vergeten dat zij uit stof zijn genomen en tot stof terugkeren, met hen valt moeilijk te leven. Je bewust blijven van de eindigheid van je leven hier op aarde maakt een mens wijs.


De bidder bidt niet om een blij hart, een dankbaar hart of een hoopvol hart, hij bidt om een wijs hart. En met wijsheid bedoelt de bijbel iets wat heel diep gaat. Wijsheid is in de bijbel niet de vrucht van het verstand dat kan denken, maar ontstaat in het gesprek met de Heer En die heeft altijd tijd, Hij is niet aan tijd gebonden, hij is de God van de eeuwigheid. Hij is van vóór de tijd, van vóór de aarde en de wereld, nog voor de bergen geboren waren. Nog vóór de wereld is ontstaan, was God al met ons bezig, is Hij reeds onze toevlucht.


Hiermee verwijst de psalmist ook naar het scheppingsverhaal. Als je dat een keer rustig leest dan ontdek je dat God de wereld en de mensen niet geschapen heeft uit het niets, maar uit de chaos. Er was een toestand van grote chaos, en daarin heeft Hij orde gebracht. Zo gaat het ook met ons leven: uit de wanorde en de chaos van ons dagelijks bestaan, worden we uitgenodigd orde te scheppen: ‘alles eens op een rijtje zetten’ hoor je mensen wel eens zeggen. Telkens maken wij er weer een knoeiboel van in onze relaties met elkaar, tijd dan om weer wat orde te scheppen in die chaos.


Nog een mooie beeld in deze psalm is, dat God schept door te baren. Ook in het boek Job vinden we dat beeld terug. Daar vraagt God aan Job: ‘Wie heeft de rijp gebaard die het land bevrucht? God schept door te baren.Maar de bidder heeft hier een scherpe aanklacht tegen God: ‘U doet de sterveling terugkeren tot stof en zegt: ‘Keer terug, mensenkind.’ Hij stelt zich de vraag welke zin het heeft dat een mens moet sterven. Alle wezenlijke vragen uit de Schrift keren in de psalmen terug. Wij zijn vergankelijke, kwetsbare mensen. Een grassprietje, fris in de morgen, des avonds verdord. Als je daarbij stilstaat is dat dramatisch. Stof zijn wij en tot stof keren wij weer. Wij zijn ter dood veroordeeld. Door wie? Door God.


Zijn dagen tellend, ligt die psalmdichter met God overhoop. God is zijn beschermer - 'Gij zijt ons een toevlucht geweest van geslacht op geslacht' - en tegelijk dood spoken er rond. Het leven is verrukkelijk en tegelijk verschrikkelijk - de dichter weeft loflied en klaagzang door elkaar - God gaf hem grote genietingen in het leven, maar diezelfde God heeft bij tijd en wijle ook zijn leven vergald.


En het volgende dat hij in zijn wijze hart bedenkt is dat hij daar ook zelf een rol in speelt - hij kan het zich wel voorstellen, dat God verbolgen wordt wanneer hij de mensen aanziet - waar zijn ze op aarde in 's hemelsnaam mee bezig? Er is onheil dat ons overkomt maar er is ook onheil dat wij over onszelf afroepen - dan is het net alsof God, die de boosheid in onze onwijze harten ziet, uiteindelijk tegen de mens zegt: goed dan, je wil geschiede.


En dat is het tweede wat een mens te zien krijgt, als hij ophoudt met draven, als hij de dagen niet achteloos voorbijgaat maar als het ware even uit de tijd stapt om in stilte te gaan tellen. De zegeningen op te tellen en de moeilijkheden af te tellen. Je krijgt niet alleen je vergankelijkheid te zien, je krijgt ook je schaduwkanten onder ogen – “U hebt onze zonden vóór u geleid, onze geheimen onthuld in het licht van uw gelaat”. Wij zijn allemaal mensen met een verleden. Maar de psalmist vindt dat God niet vrijuit gaat, de God die ons in dit ingewikkelde leven heeft neergezet met z'n strijd en met z'n nederlagen. Zo kom je met jezelf in de knoop en met God in de knoop - de psalmist beleeft God zoals een kind dat geen raad weet met zijn gemengde gevoelens jegens zijn vader en moeder.


Toch eindigt deze psalm in vertrouwen. Ineens draait de bidder om en smeekt God zich tot de mensen te keren en hun hart in de morgen met zijn liefde te vervullen. De morgen is in de Bijbel het beeld van bevrijding. Maar wonder boven wonder: hij bidt niet om onsterfelijk te mogen worden, maar dat God bestendigheid en duurzaamheid aan zijn leven zou geven. Het lied, loflied en klaagzang in één, eindigt met een vraag die voortkomt uit echt, warm vertrouwen: 'de genade van de Heer onze God zij over ons, en bevestig gij het werk onzer handen over ons, ja, het werk onzer handen, bevestig dat'. Het is een smeekbede van Jeremia: bevestig het werk van onze handen, dan heeft ons werk duurzaamheid in U  en leven wij in U verder!’.


Er zijn geleerden die zeggen: dat slot van die psalm, dat moet van iemand anders zijn en is later toegevoegd. Maar geleerd zijn is iets anders dan wijsheid van hart. Want is het niet zo dat een mens door boosheid, conflicten en teleurstellingen heen, tot vertrouwen kan komen? De doodsangst van de psalmist, zijn woede en verdriet om zijn sterfelijkheid en het protest tegen de dood heeft hij helemaal doorleefd. En het heeft hem nederig gemaakt en mild, onthecht en vergevingsgezind. Ook Franciscus van Assisi heeft diezelfde strijd doorleefd. Een beter woord voor ‘strijd’ is dynamiek, een dynamiek die leven-gevend is als wij ons erover durven bezinnen.


God die niet aan tijd gebonden is - 'van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt gij God'. Een God die van een mensenkind met een verleden een mensenkind van heden maakt, omdat hij als een liefdevolle Vader vergeeft. Ons hart is veel te zwak om zelf te oordelen over goed en kwaad. Ook in jouw hart schept Hij orde uit de chaos. Het scheppingsverhaal is ook vandaag hier in ons. Het kwaad zit in het hart van de mens, en wij worden uitgenodigd ver-antwoord-elijkheid te leren. Of wij glimlachen naar anderen,  dat verandert de wereld, die kleine dingen die wij van weinig belang achten. Als je met je medemens omgaat als met een broer of zus, dat verandert de wereld. Franciscus en Clara van Assisi zijn zover in de levenshouding gegaan, dat zij niet alleen hun medezusters en broeders maar al het geschapene hun broers en zusters konden noemen.


Leer ons zo onze dagen te tellen (lees: te waarderen), dat wij er wijze mensen van worden. Of, zoals het koor in de cantate zingt hierboven: Meine Tage in dem Leide endet Gott dennoch zur Freude - Christus, der uns steht zur Zeiten, hilft mir taglich sieghaft streiten (vert. De dagen van mijn jaren, ik lijd eraan, maar verdriet zal in vreugde verkeren, dat heeft God beloofd. Christus staat ons bij, hij helpt mij de goede strijd te strijden, van dag tot dag). Bach, die grote Bach, heeft als geen ander dit godsvertrouwen verklankt. Mooier dan woorden het ooit kunnen zeggen. Met woorden kun je de dingen alleen maar na elkaar zeggen. In de muziek, en met name in de muziek van Bach, klinken de donkere en de lichte tonen tegelijk, net zoals in het leven zelf.