De Heilige Clara van Assisi
Clara, een sterke vrouw die niet bang was!
Prof. Dr. G. P. Freeman
Clara van Assisi (1193 – 1253) was de eerste vrouw die mee ging doen met de beweging die Franciscus van Assisi (1182 – 1226) in gang had gezet. Vanwege de eigen, ondergeschikte positie die vrouwen in haar tijd hadden, moest zij veel weerstand overwinnen voor dat mogelijk werd. Zij ontwikkelde een eigen levensvorm die zowel aansloot bij Franciscus en zijn spiritualiteit, als bij de eigen mogelijkheden voor vrouwen. Haar gemeenschap wilde geen bezittingen hebben. Dat strookt met de franciscaanse spiritualiteit, maar was voor vrouwen erg ongebruikelijk, temeer omdat de kerkelijke overheid de clausuur ofwel beslotenheid verplicht stelde voor religieuze vrouwen. Ze konden dus niet naar buiten om te werken of te bedelen.
Ondanks deze problemen werd Clara nooit verbitterd en ging ze onverschrokken haar eigen gang. Haar levensvorm werd een succes. Ze was niet bang om de paus tegen te spreken toen die haar bezit wilde geven: ‘Niemand kan mij ontslaan van de navolging van Christus’. Minderbroeders die de zusters niet wilden ondersteunen, hield ze bij de les. Hoewel de paus haar een vrouw vond die wel enthousiast was, maar die weinig inzicht had, groeide het besef dat zij een levende heilige was. Op haar sterfbed keurde de paus haar eigen regel goed. Daarmee was haar levensproject gelukt. Zij werd de eerste vrouw die een kerkelijk goedgekeurde regel schreef.
Clara van Assisi, soepel en onverzettelijk
Prof. Dr. G.P. Freeman
Enigszins ingekort gepubliceerd in Franciscaans Leven 83 (2000) 195-202
Wat is er interessant aan iemand die 42 jaar lang in een klooster gezeten heeft? Hoe kun je warmlopen voor een vrouw die haar leven niet heeft volgepland met belangrijke afspraken, maar steeds de rust heeft gezocht en het gebed? Is dat niet een beetje uit de tijd?
Clara, de lichtende, heldere, heet zij. Welk licht straalt zij uit, welke richting wijst zij? Heeft zij haar licht niet onder de korenmaat gezet? Hoe dan? Mijn antwoord: vooral door een taaie vasthoudendheid die nooit verhardt, een combinatie van soepelheid en onverzettelijkheid.
Middeleeuwse vrouwen
Om Clara’s levensweg te begrijpen, moet je allereerst iets van haar achtergronden gaan verstaan. Wat een ramp dat je een vrouw was — zo schreef een groot kenner van het monnikendom eens over de wereld waarin Clara leefde.[1] Het heeft er alle schijn van dat na de twaalfde eeuw waarin het voor vrouwen nog goed mogelijk was om heerseres te zijn of haar eigen bedrijf te hebben, in de dertiende eeuw de touwtjes strakker aangetrokken werden. Vrouwen verloren voor een belangrijk deel hun recht op zelfbeschikking. De binnenkamer was altijd al het domein van de vrouw geweest. Nu werd ze een soort gevangenis waar vrouwen niet gemakkelijk uit kwamen. Het openbare leven werd ongeschikt voor de vrouw. Uit het begin van die eeuw stammen de veroordelingen van hoogadellijke abdissen die het waagden om in hun kloosters de biecht te horen en te preken. In diezelfde tijd wilden de pausen alle zusters van Rome bijeenbrengen in één klooster. De zusters moesten van hen de clausuur gaan onderhouden. Dat was een vernieuwing die niet bij alle zusters goed viel.
Was het huwelijk dan een veilige keuze? Sommmige bronnen laten positieve geluiden horen. De hoofse liefde zorgde ervoor dat mannen een beetje minder bruut met vrouwen omgingen.[2] De nadruk die de kerkelijke wetgeving erop legde dat man en vrouw hun jawoord moesten geven, leidde ertoe dat de stem van de bruid serieus werd genomen en dat haar vader niet meer de enige was die over haar lot besliste.[3] Maar de levensbeschrijvingen van middeleeuwse vrouwelijke heiligen laten merken dat het vreselijk was om te trouwen, je maagdelijkheid te verliezen, onderworpen te zijn aan de luimen van brute en ongewassen mannen en in het kraambed voor je gezondheid te moeten vrezen.[4]
De dertiende eeuw was nog niet de tijd waarin vrouwen verketterd of verbrand werden. De kerkelijke wetgeving bepaalde bijvoorbeeld uitdrukkelijk dat een vrouw die na de geboorte van een kind haar kerkgang niet maakte, daar geen nadeel van mocht ondervinden.[5] Er waren nog geen heksen; die worden pas vanaf de veertiende eeuw veroordeeld. De vrouw is in de dertiende eeuw niet zozeer slecht en demonisch, maar eerder dom en verleidelijk, iemand die je niet serieus hoeft te nemen.
Op zoek naar een levenswijze
Zo niet Clara. Zij is een van de weinige vrouwen in de dertiende eeuw die door bisschoppen, kardinalen en pausen uiterst ermstig werd genomen. Laat ik van haar leven vertellen; dan blijkt dat zij een vrouw van formaat was.
Clara werd in 1193 of 1194 in het kleine stadje Assisi geboren als dochter van adellijke ouders. Franciscus was toen een jaar of twaalf. Ze kreeg een goede opvoeding. Uit haar brieven blijkt dat zij het Latijn beter machtig was dan Franciscus. Toen zij een jaar of vier was, vluchtte de familie naar Perugia. In Assisi waren de burgers in opstand gekomen tegen de adel. In Perugia bleef haar familie een jaar of zeven. Clara leerde er verschillende meisjes kennen die later bij haar in San Damiano zouden gaan wonen.
Toen Clara achttien jaar oud was, besloot zij om het leven van Franciscus te gaan delen. Het is mogelijk dat zijzelf daartoe het initiatief nam. Zeker weten doen we dat niet: het kan ook van Franciscus zijn uitgegaan. In ieder geval ontvluchtte zij haar ouderlijk huis voegde zich bij de broeders die in Portiuncula woonden. Daar knipte Franciscus haar haren af als teken van haar overgang naar het religieuze leven. Vervolgens brachten de broeders haar naar een klooster in de buurt, San Paolo delle Abbadesse, omdat het kerkelijk recht niet toestond dat een vrouw bij de broeders overnachtte. Daar probeerde haar familie vergeefs, haar mee naar huis terug te nemen. Na een paar dagen ging Clara om onopgehelderde redenen naar een andere communiteit, Sant’Angelo di Panzo. Haar zus Agnes voegde zich daar bij Clara. Na een poosje vertrokken zij samen naar San Damiano, het kerkje dat Franciscus gerestaureerd had en dat de broeders in de tussentijd in gereedheid hadden gebracht voor contemplatieve vrouwen. Daar bleef Clara 42 jaar lang wonen.
Het verhaal over deze lange periode kun je op verschillende manieren vertellen. Vaak wordt de relatie van Clara met Franciscus geromantiseerd. Tegelijk worden de betrekkingen met de paus als zeer bedreigend voorgesteld. Die zouden er voortdurend op uit zijn om Clara van de armoede af te brengen door haar bezit op te dringen. Arme zusters, zoals clarissen voor Clara’s dood heetten, krijgen in deze benadering geen of weinig aandacht.
De benadering die ik voorsta, plaatst Clara steeds temidden van de andere arme zusters. Dan tekent zich een ander plaatje af. Er gebeurt gewoon meer. Je kunt bij wijze van spreken van jaar tot jaar volgen hoe de orde van San Damiano zich ontwikkelt: het oorspronkelijke model wordt keer op keer bijgeschaafd. Clara kiest daarin duidelijk positie. Een deel van de ontwikkelingen wijst zij af; een ander deel kan op haar steun rekenen. Hugolinus, later Paus Gregorius IX, wordt een vriend van de zusters. De minderbroeders na Franciscus komen er jammer genoeg niet zo gunstig van af.
Terug naar de begintijd in San Damiano. Franciscus gaf de zusters een leefregel. Het fragment ervan dat Clara in haar regel citeert, vermeldt slechts dat de broeders voor de zusters zullen zorgen. Concrete aanwijzingen voor het dagelijks leven zijn er jammer genoeg niet in te vinden.
Clara kreeg al snel medezusters in haar eigen klooster. Elders waren er ook tal van vrouwen die religieus wilden leven. Kardinaal Hugolinus, die zich het lot van deze vrouwen had aangetrokken, gaf al deze zusters een geschreven regel die op de levenswijze van Clara in San Damiano geënt was. Aanvankelijk leefden de zusters allemaal arm. Geleidelijk veranderde dat. Dat gebeurde niet omdat de andere zusters niet deugden, maar omdat een aantal kloosters te weinig uit bedelen ontvingen om van te leven en omdat de priesters moesten worden betaald die de zielzorg voor zusters hadden.[6]
Clara ging niet mee in deze veranderingen in “haar” orde. Zij en haar medezusters in San Damiano bleven de allerhoogste armoede als een kostbare schat koesteren. Kardinaal Hugolinus gaf hun daar ook de mogelijkheid toe toen hij tot paus Gregorius IX was gekozen: hij verleende Clara’s klooster het zogeheten privilege van de armoede (1228). Dat bepaalde dat niemand de zusters kon dwingen bezittingen te aanvaarden. Het was zijn erkenning dat Clara hem te machtig was. Hij had haar gemeenschap namelijk “voor de veiligheid” bezit willen geven. Maar Clara verklaarde dat niemand haar van de navolging van Christus kon ontslaan (LevenCl 14). Het was de eerste, maar niet de laatste keer, dat zij een conflict met een paus won.
Verzet en aanpassing
In de jaren daarna kreeg de levensweg die Clara met haar zusters wilde gaan, steeds meer vorm. Zij en de zusters elders leerden van de ervaringen die zij opdeden. Clara verzette zich tegen iedere ontwikkeling die haar van Franciscus’ oorspronkelijke intuïtie af zou kunnen brengen. Dat bleek net al toen het over de armoede ging. Zij verzette zich ook tegen de neiging van de minderbroeders om zich van de zusters af te keren. Die tendens was typerend voor de tweede generatie. Die legde Franciscus uitspraken in de mond als: “De Heer heeft ons van echtgenoten verlost, de duivel heeft ons met zusters opgescheept.”[7] Die broeders projecteerden hun weerzin tegen de zorg voor de zusters dus terug op hun stichter. Dat was niet zo bijzonder; hetzelfde gebeurde bij de andere ordes ook.
In een bekend verhaal geeft de schrijver van Clara’s levensbeschrijving, waarschijnlijk Thomas van Celano, de paus de schuld van de tegenstand van de minderbroeders. Hij vertelt: “Toen paus Gregorius eens verboden had dat broeders zonder zijn toestemming in de kloosters van vrouwen kwamen, was de vrome moeder er bedroefd over dat de zusters nu minder vaak het voedsel van de heilige leer zouden ontvangen” (LevCl 37). Thomas geeft niet het motief voor Gregorius’ daad: de broeders hadden de paus erom gevraagd! En hij deed niets anders dan hun regel uitleggen (vgl. RegB 12, 1). Clara kon onmogelijk met deze maatregel meegaan. Dat deed zij ook niet. Zij stuurde alle broeders weg, ook degenen die voor het bedelen zorgden. Iedereen schrok zo van haar radicale protestactie, dat de minister-generaal van de minderbroeders voortaan zijn broeders toestemming mocht geven om de zusters op te zoeken.
Het is de moeite waard om even stil te staan bij het protestmiddel, waartoe Clara haar toevlucht neemt. Zij kiest niet voor geweld of vertoon van macht. Zij kiest voor een van de klassieke vormen van geweldloze weerbaarheid, de hongerstaking. Als door haar actie schade ontstaat, lijdt zij daar zelf onder, niet degene die zij wil beïnvloeden.
In andere gevallen ging Clara van harte met ontwikkelingen in haar orde mee. Zo waren de oudste bepalingen over eten en vasten, kleding en stilte heel erg radicaal. Neem bijvoorbeeld het stilzwijgen. Thomas van Celano schrijft in 1228 over de zusters: “Sommigen van hen hebben het spreken praktisch helemaal verleerd en wanneer ze noodgedwongen wel moeten spreken, weten ze nauwelijks meer, hoe ze zich moeten uitdrukken” (1 Cel 20). De zusters onderhielden in het begin namelijk een bijna absoluut spreekverbod. In haar regel (hoofdstuk 5) perkt Clara het stilzwijgen in qua tijd (van het avondgebed tot 9 uur ‘s ochtends en onder het eten) en ruimte (in de kapel en op de slaapzaal). Bovendien geeft zij het algemene verlof dat de zusters “altijd en overal kort en zachtjes met elkaar kunnen spreken als dat nodig is”. Wanneer je Clara’s voorschriften met de overige wetgeving voor de arme zusters vergelijkt, blijkt ook bij andere bepalingen over het dagelijks leven dat zij de regelverzachtingen uit dispensaties op Hugolinus’ regel en uit de andere regels voor de clarissen overneemt en op haar eigen wijze invult. Zo staat zij een drietal tunieken toe, waar Hugolinus’ regel er slechts twee kent. Bovendien geeft zij het verfrissende en menselijke voorschrift, dat de abdis naar “ieders gesteldheid en naar gelang plaats, tijd en koude streken” mag dispenseren (RegCl 2, 17).
In haar eigen leven was Clara niet bang om van anderen te leren. Haar eigen vastengewoonten waren in het begin zo streng, dat de andere zusters eronder leden: ze konden het niet aanzien (Proces 1,7-8). Clara at lange tijd drie dagen per week helemaal niets. Toen haar weerstand daaronder ging lijden, maakten Franciscus en de bisschop van Assisi er een einde aan. Iedere dag moest zij tenminste een klein broodje eten. Clara schikte zich later zonder moeite in deze correctie, zoals het verhaal laat zien dat een zuster haar voorzichtig wekte toen zij meer dan een etmaal lang in extase bleef: ze moest immers wat eten van Franciscus (LevenCl 31)!
Relatie met Franciscus
Ook de relatie die Clara met Franciscus had, laat ontwikkeling en groei zien. In de traditionele levensbeschrijvingen blijft zij de onmondige vrouw die op allerlei manieren helemaal afhankelijk is van haar grote vader. Eerlijk gezegd heeft Clara daar ook aanleiding toe gegeven. Ze merkt in haar Testament op (v. 38) dat zij bang werd na de dood van Franciscus, “want hij was onze steunpilaar, na God onze enige troost en ons houvast”.
Dat klopt wel voor de vroegste periode, haar laatste tijd thuis en de eerste jaren in San Damiano. Franciscus was toen leermeester: hij gaf, zoals gezegd, aan Clara en haar zusters een levensregel. Hij schreef voor dat Clara niet op de blote grond mocht slapen, maar een strozak moest gebruiken (Proces 10, 7). En hij verplichtte Clara ertoe, de leiding over de zusters op zich te nemen toen hij dat zelf niet meer kon doen (Proces 1, 6).
De getuigenissen over de volgende periode, van 1215 tot Franciscus’ dood in 1226 lijken elkaar tegen te spreken. Beroemde verhalen roepen een romantisch beeld op van hun betrekkingen. Zo vertelt de Fioretti dat Clara bij Franciscus op bezoek komt na een lange periode waarin hij haar niet had gezien. Ze willen een hapje gaan eten, maar raken bij het voorgerecht zo met elkaar in gesprek, dat zij de spijzen vergeten. Ondertussen gloeit het vuur van hun liefde voor elkaar en voor God zo hevig, dat de mensen uit de omgeving denken dat Portiuncula in brand staat (Fioretti 15). Andere bronnen zijn verontrustender. Franciscus lijkt Clara en haar zusters niet te willen zien. En als hij komt, dan slechts als visitator van de communiteit. Een persoonlijke relatie met Clara lijkt totaal afwezig. Deze verhalen zijn aanmerkelijk beïnvloed door de al vermelde weerzin van de tweede generatie minderbroeders om voor de zusters te zorgen. Het is daarom lastig, iets betrouwbaars over hun historische geloofwaardigheid te zeggen.
In 1226 stierf Franciscus. In de 27 jaar dat zij hem overleefde, werd Clara steeds meer een van de getuigen uit de heroïsche begintijd van de franciscaanse beweging. Samen met broeder Leo behoorde zij tot degenen die het oorspronkelijk charisma belichaamden. Van afhankelijkheid was geen sprake meer. Zij had haar volle wasdom bereikt.[8]
Op weg naar een regel
In ditzelfde tijdvak leidde Clara ook de strijd om een eigen regel voor haar zusters. Zoals we zagen, had Hugolinus in 1218 of 1219 de arme zusters zijn constituties gegeven. De juridische grondslag daarvoor was de regel van Benedictus. Het Vierde Lateraans Concilie had in 1215 namelijk de goedkeuring van nieuwe regels verboden. De concilievaders vonden dat er wel genoeg variëteit was. In de praktijk van alledag bleek Hugolinus’ regel te radicaal en te strak. Bovendien regelde hij niets over belangrijke zaken zoals de armoede en de contacten met de minderbroeders. In de jaren dertig van de dertiende eeuw ging ook de verplichting tot de regel van Benedictus steeds meer knellen, want de voorschriften uit die regel gingen soms regelrecht in tegen de levenswijze van de zusters. Clara werkte daarom samen met Agnes van Praag aan een nieuwe regel, zoals uit haar Derde Brief aan Agnes blijkt.[9] Agnes was de zus van de koning van Bohemen. Zij werd in 1234 arme zuster. Dankzij haar hoge verwanten in de wereld kon zij gemakkelijker dan andere zusters bij de paus aankloppen. In 1237 gaf Clara Agnes aanwijzingen voor de regel in haar derde brief.
De paus wees Agnes’ voorstel in 1238 en nog eens in 1243 af, maar inmiddels was duidelijk geworden dat er iets moest gebeuren. Paus Innocentius IV gaf de zusters daarom in 1247 een nieuwe regel. Daaraan zaten positieve kanten: de zusters werden veel duidelijker aan de broeders gebonden en de al te radicale bepalingen van de oude regel verdwenen. Maar de regel had ook een groot nadeel: hij gaf verlof tot het hebben van bezittingen. Hij sanctioneerde een gegroeide praktijk die vooral ontstaan was omdat de zielzorg voor de zusters moest worden betaald. Maar Clara en Agnes moesten hier niets van hebben. Zij hielden vast aan de oorspronkelijke intuïtie van Franciscus: geef God alle kans om te laten zien dat hij de grote aalmoezengever is en leef als al die andere armen die ook niet weten wat zij ‘s avonds zullen eten. Maak je geen zorgen over de dag van morgen. Díe intuïtie wilde Clara veilig stellen. Daarom begon zij de ‘levensvorm van Franciscus’ op schrift te stellen. Zij mengde de oude teksten met de ervaringen van de afgelopen dertig, veertig jaar. In 1252 keurde de kardinaal-protector Clara’s regel goed. Toen paus Innocentius in de zomer van 1253 in Assisi verbleef, overlegde hij hoogstpersoonlijk met Clara die al doodziek was. Twee dagen voor haar dood legde hij de pauselijke bevestiging van haar regel vast in een plechtige bulle.[10] Door vriendelijk, maar vastberaden te blijven wachten en aandringen, door het gezag van Franciscus en - op het eind van haar leven - ook van zichzelf te gebruiken, was Clara erin geslaagd haar levensproject tot een goed einde te brengen. Daarmee was haar levensproject bestendigd. Het kon aan anderen doorgegeven worden tot op de dag van vandaag.
Waarin bestond dat project dan? In de navolging van Jezus zoals Franciscus die geleerd heeft. Of in de woorden van Clara’s testament:
De Zoon van God is voor ons de weg geworden,
de weg die onze zeer zalige vader Franciscus,
zijn ware minnaar en navolger,
ons door woord en voorbeeld heeft getoond en geleerd.
Zij heeft het evangelie van Gods Zoon in haar eigen dagelijkse leven en in dat van haar zusters gestalte willen geven. Het had voor haar eigen accenten: dat van de armoede en ontbering, van solidariteit en lotsverbondenheid met al die armen die dag in dag uit in onzekerheid leefden.
In hen werd Jezus zichtbaar, die ook in grote nood geleefd had. Het aspect van enge verbondenheid met Franciscus en zijn broeders. In tegenstelling tot de mannen trokken Clara en haar zusters echter niet rond. In de beslotenheid van hun klooster konden zij alle aandacht geven aan de beschouwing en het gebed. Doordat zij zo dicht bij elkaar leefden, had Clara veel aandacht voor de onderlinge liefde en zorg. “Wees vrouwen die altijd God, uw ziel en de ziel van al uw zusters liefhebben”, schrijft zij aan het einde van haar Zegen.
Jarenlang ontwikkelde zij deze levensweg. De oorspronkelijke intuïtie groeide uit en kreeg vorm. Zij leerde van de ervaringen van haar medezusters en van haarzelf. Soms was zij soepel, soms onverzettelijk. Aan het einde van haar leven zette zij haar weg op schrift. Clara was de eerste vrouw in de geschiedenis, wier regel door de paus werd goedgekeurd.[11]
[1] J. Leclercq, “Il monachesimo femminile nei secoli XII e XIII. Movimento femminile e francescanesimo nel secolo XIII” in Movimento religioso femminile e francescanesimo nel secolo XIII, Assisi 1980, 61-99: 95, “la sfortuna di essere donna”.
[2] Vgl. G. Duby, “Het hoofse model” in C. Klapisch-Zuber (ed.), Middeleeuwen (Geschiedenis van de vrouw, deel 2), Amsterdam 1991, 225-270.
[3] C. Brooke, The medieval idea of marriage, Oxford 1989.
[4] Vgl mijn “De vrijheid van het slot. Vrouwenbewegingen in de dertiende eeuw” in FL 68 (1985) 102-114.
[5] Decretalen van Gregorius IX, 3.47, in Ae. Friedberg (ed.), Corpus Iuris Canonici, deel II, Leipzig 1881, kol. 652, vgl. J.A. Brundage, Christian Society in Medieval Europe, Chicago/Londen 1987, 240. Ik noem dit detail omdat de voornaamste Engelstalige biografie van Clara het tegenovergestelde beweert en dit ziet als een voorbeeld van de demonisering van de vrouw: I.J. Peterson, Clare of Assisi. A Biographical Study, Quincy 1993, 30.
[6] Zie uitvoeriger mijn “De radicale keuzes van de eerste clarissen” in FL 80 (1997) 21-28.
[7] Min mannetje, nr. 57.
[8] Zie uitvoeriger G.P. Freeman, Franciscus en Clara, moeder en dochter (oratie KTU), Utrecht 1999, 44 blz.
[9] Vgl. mijn “Verscheidenheid aan spijzen. Historische achtergronden van Clara’s vastenadviezen aan Agnes van Praag” in FL 82 (1999) 280-287, met name 283-284.
[10] Zie uitvoeriger mijn Schets van het clarissenleven 1212-1263 (San-Damianoreeks 9), Stabroek/Utrecht 1994, 16-31 of, wat huiselijker, Bij Clara. Een verhaal over Clara van Assisi en haar levenswijze, Utrecht 1993.
[11] Bij de voorbereiding van dit artikel lag het recente boek van M. Kreidler-Kos, Klara von Assisi. Schattenfrau und Lichtgestalt (Tübinger Studien zur Theologie und Philosophie, 17), Tübingen 2000 voortdurend naast mijn computer. Het onderzoekt Clara met methoden van historische vrouwenstudies en levert zo aardige (en discutabele) resultaten op.