De getuigenis van Steven Reniers
Hier kan je de getuigenis lezen van een jonge godsdienstleraar, Steven Reniers. Samen met zijn leerlingen viert hij maandelijks het Taizégebed met ons mee. Wat bezielt een jonge man om het vak godsdienst te geven in deze tijd? Hoe ervaart hij dat? Hoe ervaren zijn leerlingen dit? Deze getuigenis spreekt voor zichzelf!
De laatste jaren vind je in de cd- en dvd-rekken een plaats gereserveerd voor “Comedy”. Comedians als Alex Agnew, Philippe Goebels en Xander De Rycke zijn vaste waarden in programma’s als “Comedy Casino”. Zaalshows van Goebels en Agnew vind je bijna integraal terug op YouTube. Met zijn laatste show “Larger than Life” verkocht Alex Agnew tot vijfmaal toe het sportpaleis uit. In het Vlaamse land was er in geen enkele theaterzaal nog een vrij plaatsje te bespeuren.
In mijn jonge jaren was er nog geen sprake van Alex Agnew, Xander De Rycke of Philippe Goebels. “Iconen” als Gaston en Leo, Urbanus en Geert Hoste stalen toen de show. Van deze laatste is me een uitspraak bijgebleven. Ze vormt als het ware een rode draad doorheen heel de getuigenis wat het betekent vandaag de dag leerkracht godsdienst te zijn. Uit welke zaalshow de uitspraak “een originele uitvoering op authentieke instrumenten” komt, herinner ik me niet meer. De context waarbinnen ze gebruikt werd, doet niet ter zake; de boodschap daarentegen is nooit zo actueel als nu.
Voor jongeren behoren examens en toetsperiodes tot de saaiste periode uit hun schoolloopbaan. “Geef nu toe, leren is toch saai,” is een uitspraak die ik bij vele van mijn leerlingen hoor. “En toch moet het,” is het antwoord dat vaak een hele discussie ontketent over het nut en de onzin van examens en toetsen. In de loop van de hele gedachtewisseling komt wel ergens het idee naar boven “het is toch maar het reproduceren van feiten die ik geleerd heb” en “als ik het nodig heb, zal ik het wel opzoeken”. Of erger nog: “Als ik dat ooit nodig heb, vind ik wel iemand die het voor mij komt oplossen.”
Wanneer jongeren geraakt worden door een tekst uit hun handboek, een foto, een getuigenis van een vrijwilliger of een ontmoeting met aalmoezenier, wordt hun binnenste beroerd. Een gevoelige snaar wordt bespeeld. De broodnodige link naar wat er meer is aan het leren en studeren, ervaren de leerlingen. Bij sommige leerlingen merk je dat onmiddellijk, bij anderen dringt het wat later door. Sommige leerlingen laten het totaal niet merken, maar in hun verwerkingsopdracht schemert er iets door waarvan je weet: “ze hebben het gesnapt, maar het heeft nog z’n tijd nodig”. Hier wil ik even terug de weg zoeken naar mijn rode draad.
Mijn leerlingen kennen me en weten dat ik steeds op zoek ga naar materiaal waarmee ze zichzelf kunnen confronteren. Het materiaal is het startpunt van hun zoektocht. De mate waarin het materiaal echt is, doorleefd, beleefd en doordrongen van, bepaalt in sterke mate de confrontatie van de jongere ermee. Laat me dit even illustreren met de Damiaanactie. Mijn leerlingen weten dat elk jaar eind januari een aantal lessen over Damiaan doorgaan. Dit jaar heb ik samen met m’n collega alles over een andere boeg gegooid. We hebben een verkoopstand in mekaar geknutseld met de leerlingen van de technische, stiften aangevraagd bij de steunpuntverantwoordelijke van Hasselt en op school, in de parochie en aan 2 winkelcentra in Landen een stiftenverkoop georganiseerd. Elke verkoop leidde tot een voorlopig verkoopscijfer dat in de klas en op school uithing. Elke nieuwe update deed het enthousiasme groeien. En dat enthousiasme heeft ervoor gezorgd dat we dit jaar met Damiaanactie mee op inleefreis naar Nicaragua kunnen. Als ik in de lessen Damiaans biografie behandel en focus op z’n moeilijke periodes op Molokai of spreek over zijn motivatie, komt de link tussen de “saaie stof” en hun eigen ervaring plotseling tot leven. De authentieke figuur Damiaan heeft op een originele manier een plaatsje in het leven van mijn leerlingen verworven en daar een dun maar vruchtbaar humuslaagje achtergelaten.
Werken met authentiek materiaal is een eerste stap; zelf dat pad bewandelen is andere zaak. Mijn leerlingen kennen me en weten wat ze van mij kunnen verwachten. Sommigen kennen me zeer goed en durven al wel eens iets te zaaien in mijn vruchtbare grond. Bij de start van het schooljaar voelde ik aan een bepaalde klas dat er meer was. In de eerste maanden van het schooljaar groeide het idee in de diepte verder bij hen en zocht het z’n weg via vrienden in hogere jaren naar de rest van de school en groeide het idee om met een groep leerlingen en oud-leerlingen op bedevaart te gaan. De schittering in hun ogen en de traditie om vanuit Landen naar Scherpenheuvel te stappen, brengt hen in contact met het authentieke van bedevaarten. En daar begint de echte zoektocht voor de leerlingen (en de leraar…)!
Damiaanactie en Scherpenheuvel zijn de twee grootste activiteiten dit schooljaar. Zonder het enthousiasme van zowel leerlingen als leerkrachten, zonder de authenticiteit en echtheid ervan of de originele manier waarop het in het leven van de jongere z’n weg zoekt, zou dit geen enkele kans van slagen hebben. In de voorbereidingstijd naar Scherpenheuvel kreeg ik van een leerling een bidprentje. Op zich niets wereldschokkends, maar wel betekenisvol. Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel en het nieuwe kunstbeeld van Damiaan stonden erop afgebeeld, samen met twee korte gebedjes. De woorden van Zuster Koen wil ik hier even citeren: “Steven, dit is een teken… ge moet daarmee verder gaan”. Toen ze die woorden uitsprak voor het bijbelleesgroepje, fronste ik wel even m’n wenkbrauwen. Als ik er nu op terugkijk – zo’n viertal maand verder – geef ik haar volmondig gelijk. Iedere jongere die zich ingezet heeft voor Damiaanactie, voor Scherpenheuvel, voor Poverello, voor de Taizévieringen,… voor de zovele initiatieven, heeft zoveel meer geleerd dan dat ie geleerd heeft… Wat is er mooier dan een leerling of een leerkracht die echt is zoals hij/zij is? Vinden we deze gedachte niet een stukje terug in de icoon van Rublev?
Het is een cliché… maar “uiteindelijk komt het goed”. Zeker naar jonge collega’s toe wil ik zeggen dat het voor mij een zoektocht geweest is om met jongeren op stap te gaan. Op sommige momenten is het verre van makkelijk geweest, waarbij het op bepaalde ogenblikken een aan te raden optie leek de handdoek in de ring te gooien. Het zijn telkens nieuwe ervaringen die op je afkomen en probeer daar als jonge leerkracht maar op een gepaste manier mee om te gaan. Niemand heeft het je ooit voorgedaan. De lessen opvoedkunde, pedagogie en je stages bereiden je maar tot op zekere hoogte voor op wat de praktijk brengt. En dan sta je er alleen voor… denk je. Maar alleen sta je nooit. Een tijdje heb ik met die idee geleefd en tot dat moment klopte ik m’n uren zoals er sommige leerkrachten hun uren kloppen in het onderwijs. In orde en in regel met alles en daarmee basta. Tot ik de “merci” van een leerling naar waarde wist te schatten. Tot ik een zotte, blauwe, ronde John Lennonbril op m’n lessenaar vond. Een leerling vond dat ik met m’n langer haar op de Beattle-man leek. Of toen bij het begin van het schooljaar een leerling een koffiekop uit de rugzak haalde met “de uitzonderlijke” in 85 talen. (Ze kennen m’n verslavingen!) Of een sticker om aan de lichtknop te plakken met daarop “Dami-uit, Dami-aan”. Tot ik terug een fonkeling zag in de ogen van een leerling die een familielid na een slepende ziekte moest afgeven, of de betekenis van zo’n bidprentje met Damiaan en Maria naar waarde wist te schatten. Tot je die “illusive victory within” ervaren hebt. En zelfs dan… zelfs dan is het nog iedere dag zoeken en proberen om er te staan en vooral te blijven staan. Maar ondertussen heb je een zekere bagage in je rugzak en de nodige ervaring om ermee om te gaan en kan je verder. “En dan komt het goed… uiteindelijk.”
Doorheen de jaren ben ik nu op het punt gekomen dat ik tijd begin te maken om na te gaan wat er in mijn rugzak steekt en begin ik daarmee stilaan tradities op te bouwen. Bepaalde bouwstenen komen steevast terug en die wil ik nu meer op mekaar afstemmen. De verbanden tussen de ogenschijnlijk losse onderdelen wil ik aanhalen om zo de lessen meer diepte te geven. En dan staat er bij het examen godsdienst niet de leerstof centraal, maar de eigen zoektocht van de leerling. Vaste waarden naar volgend schooljaar zijn de activiteiten waar er dit schooljaar foto’s van aan de muur hangen in mijn lokaal: Taizévieringen, Scherpenheuvel (waar ik nog een grote kader voor moet gaan kopen), Poverello, Damiaanactie,… zo heb ik volgend jaar – hopelijk – meer ruimte om het diepere van o.a. die activiteiten meer af te stemmen op de leerling om zo op een meer originele manier met de authentieke blokken verder aan de slag te gaan.
Naar oudere collega’s toe zou ik willen zeggen: ik kijk naar jullie op. In jullie rugzak zit zoveel ervaring, zoveel kennis, zoveel doorzicht,… deel dat met jongere collega’s! Het ten grabbel gooien mag niet, maar laat jonge leerkrachten delen in jullie “stielkennis”…! Op de scheurkalender las ik ooit eens volgende uitspraak: “Mensen zijn als wijn. Als ze beter worden met de jaren, zijn ze van een uitzonderlijke kwaliteit”. Daarom kijk ik zo naar jullie op. Om in het onderwijs zoveel jaren “te overleven”, om de vele veranderingen telkens weer te boven te komen, om die vastberadenheid dat iedere les voor de leerlingen het verschil maakt… dat getuigt van zoveel meer dan het aantal dienstjaren of de aantallen leerlingen aan wie je les gegeven hebt. Het is niet aan iedereen gegeven om met zoveel “joie de vivre” en de nodige “panache” heel hun carrière lang voor een klas te staan. Trek jongere leerkrachten mee in jullie “slipstream”.
Het gebruikte (les)materiaal en het cliché dat alles in orde komt, zijn twee van de drie poten van mijn statief. Zonder de derde poot van “liefde voor het vak” zou mijn statief snel tegen de grond gaan. Wanneer de camera goed bevestigd is op het statief, speelt de ondergrond een weinig betekenisvolle rol. Vlak, hellend, met stenen of gewoon in het zand… altijd staat het statief vast. Op school maak ik allerlei toestanden mee – zowel in positieve als negatieve zin – waarvan ik soms denk “moet dit nu echt?”. Nu de drie poten van het statief zelfs in zandgrond een vaste bodem gevonden hebben, kan ik vanuit een ander perspectief met de leerlingen en de school aan de slag. “Liefde voor het vak” beschouw ik bewust als een afzonderlijke poot, hoewel ze duidelijk verweven zit in de twee andere. Paulus schrijft in één van z’n brieven “als ik de liefde niet heb, klink ik als een schelle cymbaal”. M’n leerlingen weten dat ik graag naar muziek luister en dat gaat van klassiek over jazz en blues tot (hard)rock. Als ik hen vertel dat één ontstemd instrument in een symfonisch orkest voldoende is om een prachtig klassiek stuk te ontluisteren, dan snap je de waarde van liefde voor je werk en wordt meteen de verwevenheid duidelijk. De liefde voor je werk en het statief worden dan hulpmiddelen die je net dat tikkeltje meer geven. Alles wat ik doe en zeg binnen en buiten de klas, alles wat ik voor, door en met leerlingen organiseer, de engagementen die ik op me neem, staan allemaal in het teken van die liefde. Laat deze liefde de drijfveer zijn waarmee ik nog een aantal jaren de tumultueuze zeeën van de onderwijswereld kan en mag trotseren.
Daarom onderschrijf ik deze getuigenis met veel liefde en genegenheid. In de hoop dat een aantal lezers er steun en bemoediging in vinden, in de hoop een aantal lezers bepaalde bronnen te laten (her)ontdekken.
Steven Reniers
Leraar Godsdienst
Contactadres