Psalm 118
Je kan beter op de Heer vertrouwen!
1 . Breng dank aan de Heer, want hij is genadig,
zijn erbarmen kent geen grenzen!
2. Herhaal dit, gij die de Heer vertrouwt:
zijn erbarmen kent geen grenzen!
3. Herhaal dit gij priesters:
zijn erbarmen kent geen grenzen!
4. Herhaal dit al wie Hem dient:
zijn erbarmen kent geen grenzen!
5. In mijn beklemming riep ik: ‘Heer!’
En Hij heeft mij gehoord en verlost.
Hij gaf mij nieuwe levensruimte.
6. Met de Heer dichtbij hoef ik niet bang te zijn
wat kunnen mensen mij aandoen?
7. De Heer is mijn helper, Hij staat naast mij,
wie mij haten zullen beschaamd staan.
8. Je kan beter op de Heer vertrouwen
dan heil te verwachten van mensen.
9. Je kan beter schuilen bij de Heer
dan te vertrouwen op mensen met aanzien.
10. Vreemden hadden mij ingesloten
– ik weerstond ze door de naam van de Heer –
11. ze sloten mij in van alle kanten
– ik weerstond ze door de naam van de Heer –
12. als een zwerm bijen sloten ze zich om mij heen
als vuur dat oplaait uit dorens
– ik weerstond ze door de naam van de Heer.
13 . Jullie sloegen mij en ik viel,
maar de Heer heeft gesteund.
14. De Heer is mijn kracht en mijn lied,
Hij heeft mij gered!
15. Hoor het gejubel om de overwinning
in de tenten van de wie in Hem geloven:
de rechterhand van de Heer doet machtige wonderen,
16. de rechterhand van de Heer heeft mij opgericht,
de rechterhand van de Heer is krachtig.
17. Ik zal niet sterven, maar leven
en ik zal de werken van de Heer bezingen:
18. de Heer heeft mij getoetst,
maar mij niet prijsgegeven aan de dood.
19. Doe de poorten van gerechtigheid open,
ik wil binnengaan om de Heer te loven.
20. Dit is de poort die leidt naar de Heer,
wie op Hem vertrouwen gaan er binnen.
21. Ik wil U loven Heer, Gij antwoordde mij
en Gij hebt mij verlost.
22. De steen die de bouwers afkeurden
is juist de hoeksteen geworden.
23. Dit is het werk van de Heer,
een wonder dat zich voltrekt voor onze ogen.
24. Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt,
laten wij juichen en ons in Hem verheugen.
25. Heer, geef ons uw heil
en de voorspoed van uw zegen.
26. Gezegend wie komt in de naam van de Heer.
Wij zegenen u vanuit het huis van de Heer.
27. De Heer is God, hij heeft ons licht gebracht.
Vier feest en ga met groene twijgen
tot bij de offergaven van het altaar.
28. Mijn God zijt Gij, ik loof en dan U,
Ik zal u prijzen, en uw Naam verkondigen, mijn God.
29. Loof de Heer, want hij is goed,
eeuwig is zijn erbarmen en zijn trouw.
Overweging van psalm 118:
Psalm 118 wordt iedere zondag door de kerk gezongen, afwisselend in het morgengebed of het middaggebed. Hier kan je deze psalm bidden en overwegen met een korte bezinning.
Inleiding
Psalm 118 is een feestpsalm en meteen de slotpsalm van de Hallel-psalmen (113-118). Jezus heeft deze psalm ook met zijn leerlingen gebeden: psalm 113 en 114 voor het Paasmaal, psalm 115 tot 118 na het Paasmaal. Het slot van deze psalm heeft vanuit die context een heel duidelijk Messiaans karakter gekregen.
Vermits psalm 118 een Paaspsalm is wordt hij in het getijdengebed iedere zondag gezongen! Afwisselend in het morgen- en middaggebed. Vers 24: ‘Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt, laten wij juichen en ons in Hem verheugen’ heeft daarop ongetwijfeld grote invloed op gehad.
Op Pasen vieren we onze definitieve verlossing. De verzen 25 tot 27 bezingen deze verlossing. Ze doen heel sterk denken aan de intocht van Jezus in Jeruzalem: Heer, schenk ons uw heil en de voorspoed van uw zegen. Gezegend wie komt in de naam van de Heer. Wij zegenen u vanuit het huis van de Heer. De Heer is God, hij heeft ons licht gebracht. Vier feest en ga met groene twijgen tot bij de offergaven van het altaar. Hosana, wat betekent: ‘Gezegend wie komt in de naam van de Heer’ was oorspronkelijk een smeekbede om genade, Marcus maakt er in zijn evangelie tegelijk een jubelkreet van die Jezus onthaalt bij zijn intocht in Jeruzalem.
Deze psalm vormt een brug tussen het oude en nieuwe testament. In de gemeente van Qumran was deze psalm zeer geliefd. Tegelijk heeft hij veel bijgedragen tot de Christologie van het Nieuwe Testament. De steen die de bouwers afkeurden is juist de hoeksteen geworden. Wie is die steen? Christus! Ook Paulus spreekt over Christus als ‘de hoeksteen’. In de liturgie van de eerste kerk had deze psalm dus al een belangrijke plaats, maar ook daarvoor. De Joden zongen en zingen deze hem bij ieder feest in de tempel. Psalm 118 is dus echt een feestpsalm. Deze psalm neemt jou ook mee in het feestgedruis.
In welke context psalm 118 ontstaan is, daarover zijn verschillende opvattingen. Hij kon ontstaan zijn in de liturgie. Het begin heeft iets van een litanie met een oproep tot het danken en prijzen van de Heer en de herhaling van het motief: zijn erbarmen kent geen grenzen. Ook de poort die men binnen gaat (v. 19) wijst op een liturgisch gebeuren. Maar de psalm kan evenzeer ontstaan zijn vanuit een persoonlijk dankgebed omdat de verzen 5-18 in de ik-vorm gebeden worden. In de liturgie werd doorgaans niet in de ik-vorm gebeden.
De structuur van deze psalm is overzichtelijk:
Inleiding en liturgisch kader (v. 1-4)
Deel I: (v. 5-21)
Vers 1-4 en vers 29 vormen het liturgisch kader waarin iedereen opgeroepen wordt om de Heer te loven en te danken. En hier wordt ook de ervaring bezongen dat Gods erbarmen, zijn liefde, geen grenzen kent, dat ze uitdeint tot in de verste en kleinste en donkerste uithoeken van ons bestaan. Deze ervaring vormt het kader van heel de psalm en staat centraal, net zoals in psalm 136. Ook bij Jeremia vind je dit vers terug. In het boek Ezra (3,7-13) weerklinkt dit vers bij de eerste steenlegging van de tempel. Hetzelfde lied weerklinkt uit de mond van David in Kronieken 2,5. Deze ervaring van het volk Israël is dus heel diepgaand: Het is goed, ook in beklemming, op de Heer te vertrouwen!
In relaties tussen mensen blijft vaak iets onzekers, maar op de Heer kun je altijd en eeuwig vertrouwen! En dat schenkt de mens bevrijding! Op Pasen heeft de Heer zijn volk bevrijd uit de slavernij van Egypte en hij bevrijdt ons telkens weer uit de slavernij van de zonde.
Het is heel treffend dat het achtste vers van psalm 118: ‘Je kan beter op de Heer vertrouwen dan heil te verwachten van mensen’ precies het middelpunt van de Bijbel vormt. Deze bevrijding en dit vertrouwen mogen mensen ervaren in de meest beklemmende situaties van hun leven, als ze het daarin wagen op de Heer te vertrouwen. Dan maakt Hij zijn naam waar: Ik zal er zijn! Als je gebroken relaties herstelt, als een zielsverwante plots sterft, als je getroffen wordt door een erge ziekte of een intens verdriet. Dan kunnen deze verzen een bijzondere klank voor je vormen. Precies in de ervaring dat alle lijden voert tot nieuw leven. Dit heeft ook heel sterk betrekking op Jezus Christus die door een nacht van bespotting, veroordeling, kruisiging, dood en ellende ging. Hij is uit zijn graf opgestaan en opent de graven die ons, ook in dit leven, omsluiten.
Deel II (v. 22-28)
Vanaf vers 22 komt de biddende gemeenschap terug aan het woord. Het beeld van de hoeksteen was een heel geliefd beeld in de Schrift. Een beeld dat voor de mensen van die tijd heel gemakkelijk te begrijpen was. Het ging om een dragende persoon in hun gemeenschap, die werd de hoeksteen genoemd. Jezus past dit beeld toe op zichzelf in de discussie met de Schriftgeleerden. Zij vragen Hem: ‘Op grond van welke bevoegdheid doet u die dingen? En wie heeft u die bevoegdheid gegeven?’ (Matheüs 21:23). Jezus antwoordde met deze verzen uit psalm 118: ‘De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden. Dit is het werk van de Heer, een wonder in onze ogen.’
De bouwers, dat zijn de hogepriesters en de schriftgeleerden. Zij keurden Jezus af. Maar de Vader maakt Hem tot hoeksteen. De hogepriesters en de schriftgeleerden keurden Jezus af, verwierpen Hem, kruisigden Hem. Wat als een feestelijke intocht begon, eindigde als een schijnbaar roemloze aftocht. Maar de Vader maakt de weggesmeten steen tot hoeksteen. Hij wekt zijn gekruisigde Zoon op uit de dood. En dan kun je Psalm 118:24-29 met andere ogen lezen. God wekt zijn Zoon op: ‘Dit is het werk van de HEER, een wonder dat zich voor onze ogen voltrekt (vers 23). Het wordt Pasen: ‘Dit is de dag die de HEER heeft gemaakt, laten wij juichen en ons in Hem verheugen’. Na de verrijzenis herhaalt Petrus deze woorden: ‘Hij, de hoeksteen die door u verworpen werd, heeft God tot hoeksteen gemaakt.’
Dit uitzonderlijke vers 22 is het enige vers in deze psalm waarin de Naam van de Heer niet uitdrukkelijk genoemd wordt, maar wel als hoeksteen. Jezus laat zien, door heel zijn houding, dat wat Hij gezegd en geleerd heeft, waar is en dat het inderdaad gebeurt. Kan je dat geloven? Wat betekent Pasen en Opstanding voor jou. Zijn het een paar vrije dagen rond de paashaas of Paaseieren, of is het je in de kern te doen om die diepe dankbaarheid dat de Heer ons uit de dood heeft verlost?
Christus is ook voor ons een struikelblok of een hoeksteen. Hij is verwerpelijk of kostbaar in onze ogen. De liturgie van Pasen viert niet dat dit eens is gebeurd, ze viert niet het verleden, maar de verlossing die zich hier en nu aan ons voltrekt! Het is HEDEN! Deze ontmoeting met God heeft niet ergens plaats in de tijd, maar is existentieel, de ontmoeting van ons hart, die hier en nu gebeurt als wij het toelaten. Dit is de dag waarop God helemaal God is zoals Hij is.
Wanneer je deze verzen leest en bidt en ze in je laat weerklinken, en in herinnering houdt dat Jezus ze gebeden heeft na het laatste Avondmaal, net voor Hij gevangen werd genomen, dan worden ze werkelijkheid in je leven, dan raken ze diep, hier en nu!
In vers 25 volgt een smeekbede: Heer, geef ons uw heil en de voorspoed van uw zegen. Je vindt hier een samenspel van gevoelens die in het hart van een mens leven. In onze vreugde zit altijd een beetje weemoed, een beetje verdriet, want het is nooit volmaakte vreugde. De zegen heeft hier een dubbele betekenis. Iemand die door God wordt gezegend, is een gezegend iemand. Maar ook de mens kan God zegenen, zoals vers 26 suggereert: Gezegend wie komt in de naam van de Heer. Wij zegenen u vanuit het huis van de Heer. God zegenen wil zeggen: Hem erkennen. Denk aan het boek Numeri: ‘Als Gij de Israëlieten zegent, zeg dan: Mijn Naam is: ‘Ik zal er zijn’. Als je goed en liefdevol met mensen omgaat, dan word je een zegen van God voor hen. Een mens moet zo leren leven dat ie een zegen wordt voor andere mensen. Dan word je ook zelf gezegend door de ander. Wij zegenen met de Naam van de Heer zegt de psalmist. Bij Johannes is de meest voorkomende naam van Jezus: ‘de Komende’, één van de mooiste namen, altijd opnieuw komt Hij en brengt Hij ons God nabij.
Vers 26-27 duiden in de feestelijke rondedans weer op de liturgische oorsprong van deze psalm. In vers 28 wordt de dank aan God hernomen, maar heel anders dan in vers 1, daar was het een oproep. Hier is het een persoonlijke dankbetuiging. God heeft zich naar deze mens toegewend, zijn dank berust op die ervaring. De dank is hier als een geloofsbelijdenis waarin God erkend wordt als de Allerhoogste, degene die het toekomt dat de mens zich helemaal aan Hem toevertrouwt.
Slot: (v. 29) oproep om de Heer te loven en op zijn erbarmen te vertrouwen
Jezus bad deze psalm op een heel kritiek en cruciaal moment in zijn leven. Met Hem mogen wij ons vasthouden aan deze werkelijkheid: Ik zal niet sterven, maar leven en ik zal de werken van de Heer bezingen: de Heer heeft mij getoetst, maar mij niet prijsgegeven aan de dood (vers 17 en 18). En in alle omstandigheden van ons leven mogen wij op Hem vertrouwen en ervaren dat Hij ons vertrouwen nooit zal beschamen!