U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

Verrijzenisgeloof


Dit leerrijke artikel van Mgr. Jozef De Kesel, sinds 25 juni 2010 bisschop van Brugge, gaat over het Verrrijzenisgeloof. Het artikel werd met toestemming van de redactieraad overgenomen uit het tijdschrift 'Het Teken' (74e jaargang, nr. 1, Juni 2001 blz. 5).

Hieronder kan je het eerste deel van dit artikel lezen dat nog een vervolg kent. Deel 2 en deel 3 kan je lezen op de inspirerende website voor Godsdienstonderwijs Thomas.  

 

 

Gekruisigd en verrezen
Mgr. Jozef De Kesel

 

Gekruisigde van San Damiano / detailGekruisigde van San Damiano / detail

 

 
Ongeveer tweeduizend jaar geleden is Jezus, een Palestijnse jood, door de toenmalige vertegenwoordiger van het Romeinse gezag ter dood veroordeeld. Ze hebben Hem aan de schandpaal, aan een kruis opgehangen. Uiteindelijk was het de hogepriester die Hem in de handen van de landvoogd had gespeeld. Zijn woorden en zijn hele gedrag waren inderdaad de aandacht van velen gaan trekken. 'Hij onderrichtte niet zoals de schriftgeleerden, maar als iemand die gezag bezit'. Maar juist bij diegenen, die in gezag waren gesteld, viel Hij niet in goede aarde. Een nogal ophefmakend optreden in de tempel moet de hogepriesters en de oudsten hebben gealarmeerd. Ze sloegen onmiddellijk toe, op een avond nog vóór het paasfeest. 's Anderendaags was Hij reeds omgebracht, gehangen, gedood.


Dat zijn, nuchter verteld, de feiten. De vroegste kerk heeft ze niet ontkend, zelfs niet verdoezeld of verzacht. Nergens een poging om zich te verontschuldigen voor dit 'schandelijk begin'. Want de verkondiging van deze Gekruisigde moet allereerst als een schande zijn aangevoeld, als een 'ergernis en een dwaasheid' zoals Paulus het letterlijk zegt in 1 Kor. 1,23. En zo zal het blijven, zolang deze wereld duurt. De Verrezene is en blijft de Gekruisigde. De kerk kan noch mag vergeten wat men met Hem heeft gedaan. Zij zal nooit kunnen triomferen maar altijd weer moeten beseffen dat Hij tot op heden lijdt en verder wordt ontkend in de minsten van de zijnen.


Toch heeft de dood over Hem niet getriomfeerd. Dit kruis is niet het einde. 'Gij hebt Hem gedood, maar God heeft Hem uit de dood doen opstaan'. Zo horen wij het Petrus telkens herhalen aan het begin van de Handelingen, als een echo van de verkondiging van de vroegste kerk, moedig en zeker, zelfs opstandig en uitdagend. Hij leeft! Dat was in het allervroegste begin geen godsdienstige privé-overtuiging. Het geloof in de opstanding van Jezus was zelf allereerst een opstandig geloof. Het was de publieke ontkenning van het oordeel en het vonnis van de hogepriester en het sanhedrin. Het hoeft ons geenszins te verwonderen dat Petrus en Johannes niet alleen gevangen genomen worden, maar ook het verbod kregen nog iets te zeggen of te leren met een beroep op de naam van Jezus (Hand. 4,18).


Dat dit verbod overtreden wordt en dat Jezus openlijk wordt verkondigd als de verrezen Heer, is reeds een eerste teken dat aantoont dat Hij waarlijk is opgestaan. Hij leeft! Uit deze zekerheid is de kerk ontstaan. Zonder die zekerheid heeft haar boodschap geen zin, geen grond en ook geen inhoud. Bij Paulus lezen wij: 'Wanneer Christus niet is verrezen, is onze prediking zonder inhoud en uw geloof eveneens... Indien we enkel voor dit leven onze hoop op Christus hebben gesteld, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen' (1 Kor. 15,14 en 19).
 
Hij leeft verder in het geloof van zijn leerlingen
Hij leeft! Dit is de meest oorspronkelijke en ook de kortst mogelijke belijdenis van het christelijk geloof. Het christendom staat of valt inderdaad met de werkelijkheid van de verrijzenis van Jezus. Maar hoe moeten wij die verrijzenis van Jezus begrijpen? Laten we eerst een mogelijke interpretatie onderzoeken.


Om het verrijzenisgeloof verstaanbaar en aanvaardbaar te maken antwoorden sommigen: Jezus leeft verder in het geloof van zijn leerlingen. Zo'n interpretatie geeft natuurlijk te denken. Ze drukt trouwens ook waarheid uit. Want het is inderdaad waar dat de Heer verder leeft in het geloof en in de gemeenschap van zijn leerlingen, in zijn kerk. Toch is het evenzeer waar dat het niet ons geloof is dat Hem ten leven wekt. Dat ware toch wel de ontkenning van de verrijzenis van de Heer. Het verrijzenisgeloof zegt allereerst iets over Jezus zélf, namelijk dat Hij, die dood was, ten leven is gewekt. Alleen dan is de boodschap dat Jezus is verrezen echt evangelie, goed en verblijdend nieuws.


Maar is het optreden van Jezus ook zonder de verrijzenis geen goed en bevrijdend nieuws? Gedeeltelijk wel. Als parabel van menselijkheid is het aardse leven van Jezus op zich al bron en inspiratie van hoop en inzet. Men kan dat niet ontkennen. En het zal ons, christenen, allereerst tot vreugde moeten stemmen als mensen vandaag getroffen worden door de grote menselijkheid van Jezus, ook al komen ze niet tot de volle belijdenis van het christelijk geloof.


Maar is Jezus ook zonder de verrijzenis echt goed nieuws? Is Hij niet gekruisigd? Als dit kruis het àllerlaatste is, als zelfs God op dit einde geen verhaal meer heeft, is de boodschap over Jezus dan nog wel werkelijk goed nieuws? Is het dan nog wel nieuws? In elk geval tragisch nieuws. Wat heeft Jezus ons dan uiteindelijk te zeggen? Waarin ligt dan nog de unieke eigenheid van het christelijk geloof? Toont Hij ons dan niet wat de mens al lang, al veel te lang weet: dat het de rechtvaardige altijd slechter gaat dan diegene die omziet naar God noch gebod?


Maar - en juist hier raken wij de diepste bedoeling van het christelijk verrijzenisgeloof - als deze Gekruisigde leeft, door God ten leven gewekt, ja dan is er uitkomst en redding, dan zijn wij en deze ganse wereld niet ten dode opgeschreven. Zeker, de verrijzenis is niet het enige wat de kerk aan de wereld te verkondigen heeft. Zonder het kruis is het evangelie niet het evangelie zoals Jezus het ons gebracht heeft. Maar ook het omgekeerde geldt: zonder de opstanding van Jezus is het evangelie in zijn laatste bevrijdende zeggingskracht ontkend.

 
Hiernamaalsgeloof

De overtuiging dat Jezus, de Gekruisigde, leeft is het hart zelf van het christelijk geloof. Toch gaat het hier niet louter om het geloof in het hiernamaals. Dat er leven is na de dood, is een religieuze oerovertuiging van de mensheid en dateert al van lang vóór de komst van Christus. Niet dat dit hiernamaalsgeloof daarom onbelangrijk zou zijn. Maar het goede nieuws van het Nieuwe Testament is niet de boodschap dat er leven is na de dood. Het evangelie verkondigt allereerst dat déze Jezus, deze Gekruisigde leeft.


Wanneer men het nieuwtestamentisch verrijzenisgeloof herleidt tot hiernamaalsgeloof, verliest het alle scherpte en eigenheid. Het Nieuwe Testament zegt natuurlijk ook dat er leven is over de dood heen.' Als er geen opstanding van doden bestaat, is ook Christus niet verrezen' argumenteert Paulus in 1 Kor 15,13. Toch blijft het eigene van de nieuwtestamentische boodschap hierin liggen dat verkondigd wordt, dat deze Gekruisigde, verworpen om zijn solidariteit met allen die verloren waren, ten leven is gewekt, opgestaan uit de dood. Daarom is zijn verrijzenis goed nieuws voor allen die verloren zijn, uiteindelijk voor é1ke mens.
 


Verrijzenis en verheffing

Oorspronkelijk waren de verrijzenis en de verheffing van Jezus niet te scheiden. Het is Lucas die de verheffing als afzonderlijk gebeuren opvat, veertig dagen na Pasen. Aanvankelijk vormen verrijzenis en verheffing het ene paasgebeuren. Nog in de Handelingen horen wij Petrus zeggen: 'Voor heel het huis van Israël moet dus onomstotelijk vast staan, dat God Hem en Heer en Christus heeft gemaakt, die Jezus, die gij gekruisigd hebt' (Hand. 2,36). Het nieuwtestamentisch verrijzenisgeloof zegt niet alleen dat deze gestorvene weer leeft, maar ook dat deze vernederde is verhoogd (vlg. Lc. 1,52: 'Heersers ontneemt Hij hun troon, maar verheft de geringen'.


Het gaat er niet alleen om dat Jezus weer leeft, maar dat deze dode, gedood en vermoord, 'Heer' (Kyrios) geworden is van alle leven, dat Hij met Gods macht is bekleed (Vlg. Mt 28,28), zetelend aan Gods rechterhand. De Veroordeelde wordt Rechter. Hij die tot niets was herleid, Hij is het die uiteindelijk beslist over de zin van al ons doen en laten. Alleen wat standhoudt voor het aangezicht van deze Mensenzoon, zal blijvende waarde en gelding hebben. Zo begreep de vroegste kerk de verrijzenis van haar Heer vanuit de koningspsalm: 'De Heer heeft tot mijn Heer gesproken: kom, zet u aan mijn rechterhand'. Christus is niet alleen de Levende, Hij is ook de Heer, 'aangewezen als Zoon van God door Gods machtige daad, door zijn opstanding uit de doden'(Rom. 1,4). Zonder de verheffing wordt het nieuwtestamentisch verrijzenisgeloof in zijn eigenheid ontkracht.
 


Verrijzenis en aardse Jezus

Men mag het verrijzenisgeloof niet losmaken van het aardse optreden van Jezus. Pasen maakt al wat eraan voorafgaat niet onbelangrijk. Het christelijk geloof begint weliswaar pas met Pasen: toen eerst hebben ze Hem gezien zoals Hij is en hebben ze Hem herkend (vgl. Lc. 24,31). Het evangelie is uiteindelijk pas omwille van de paasboodschap echt goed nieuws. Maar dat betekent niet dat het aardse optreden van Jezus onbelangrijk is, als zou de 'verrezen Christus' sinds Pasen de 'historische Jezus' volledig achter zich hebben gelaten. Het tegendeel is veeleer waar: de verrijzenis van Jezus is niet de relativering maar juist de goddelijke bevestiging van heel zijn optreden, van zijn boodschap en levenspraxis.


De band tussen Jezus' verrijzenis en zijn aardse optreden is onlosmakelijk, omdat Hij juist omwille van dat optreden is veroordeeld en vermoord. Verrijzenisgeloof houdt in dat God deze Gekruisigde mét zijn optreden en boodschap ten leven wekt. Door de opstanding uit de dood bekrachtigt God heel de boodschap en het optreden van Jezus en duidt Hij Hem definitief aan als zijn Veelgeliefde, zijn Zoon. Pas daardoor worden de woorden en het optreden van Jezus nu echt van kracht en krijgen ze definitieve betekenis.
 


Geen terugkeer in dit leven

Om dieper inzicht te krijgen in wat het Nieuwe Testament met de verrijzenis van Jezus bedoelt, richten we onze aandacht op de vraag: Hoe is het geloof in de verrijzenis van Jezus ontstaan? Hoe hebben de leerlingen geweten dat Hij verrezen was? Hebben de leerlingen de dode Jezus zien verrijzen? Hebben ze de verrijzenis zien gebeuren? In dat geval zou het ontstaan van het verrijzenisgeloof afdoend verklaard zijn.


Die verklaring is echter uitgesloten. Noch de leerlingen noch de vrouwen hebben iets zien gebeuren. Nergens beschrijft het Nieuwe Testament, ook niet in de evangeliën, het gebeuren zelf van de verrijzenis. Sommige apocriefe evangeliën, zoals bijvoorbeeld dat van Thomas, geven daar uitvoerig verslag over en verhalen hoe de Heer uit het graf opstaat. In de canonieke geschriften van het Nieuwe Testament wordt daarover met geen woord gerept, ook niet in de verhalen over het lege graf. In deze laatste verhalen constateren de vrouwen of de leerlingen wel dàt het graf leeg is, maar nooit hoé het lichaam eruit verdwenen is. Dat is niet toevallig. Over het verrijzenisgebeuren zelf valt geen verslag te geven. Niet alleen omdat er toevallig geen ooggetuigen waren en men dus eigenlijk te laat aan het graf was gekomen, maar omdat het verrijzenisgebeuren als zodanig niet te constateren valt.


Dat God de dode Jezus ten leven wekt, is een gebeuren dat niet meer behoort tot onze aardse geschiedenis. In die zin is de verrijzenis inderdaad geen 'historisch gebeuren'. Het verrijzenisgebeuren zelf situeert zich niet meer binnen de tijd, maar juist aan gene zijde van de tijd. De verrijzenis van Jezus, zoals ze door het Nieuwe Testament verkondigd wordt, mag niet als reanimatie verstaan worden. Dat Hij verrezen is betekent niet dat Hij er terug is, zoals in het verhaal van de opwekking van Lazarus Joh. 11), om dan later opnieuw te sterven. Neen, in die zin is Hij daar niet terug, zodat zijn leven nog met enkele jaren verlengd wordt. Hij is er wel, maar op een totaal andere, nieuwe wijze. Hij is het nieuwe ]even binnengetreden, het volle leven dat wij verwachten voor de eindtijd. Geen terugkeer in dit leven, vergankelijk en door de dood bedreigd, maar opgenomen in de volheid van Gods leven. Dat zijn dingen waarvan de Schrift zegt: 'geen oog heeft het gezien, geen oor heeft het gehoord, geen mens kan het zich voorstellen, al wat God bereid heeft voor die Hem liefhebben' (1 Kor 2,9).


 
Vervolg: deel 2

Vervolg: deel 3