Getuigenis van zr. Karien
Dit toch wel aangrijpende getuigenis gaf zr. Karien ter gelegenheid van het Jaar van het Godgewijde Leven op het Hoogfeest van de H. Clara, 10 en 11 augustus 2015 in onze kapel.
In dit jaar van het Godgewijde leven heeft Paus Franciscus uitdrukkelijk gevraagd te getuigen van ons leven. Om daaraan te beantwoorden sta ik hier dan: zr. Karien, 53 jaar claris in deze gemeenschap van Sint-Truiden. Hoe het allemaal begon??
Als kind heb ik vreugde en pijn ervaren. Toch groeide ik op als een vrolijke tiener die genoot van het leven. Ik bad graag en danste nog liever! Toch kende ik ook momenten van eenzaamheid. Ik hield van mensen, bijzonder van kinderen en kleuterleidster worden was mijn droom.
Toch bleef er altijd een terugkerende vraag in mijn leven: hoe kan ik goed doen aan mensen? Niet aan een beperkte kring, maar wereldwijd. Een dwaze vraag. Toch bleef mij die vraag boeien terwijl ik sterk mijn onvermogen ondervond. Het werd een zoektocht! Of was God op zoek naar mij? Gelukkig waren er lieve mensen die mij kenden en die geloofden dat God iets met me voor had. Na twijfel en ook wel een serieuze verliefdheid besloot ik naar het klooster te gaan. “Alles of niets”. Het kon niet streng genoeg zijn. Het antwoord op de vraag: ‘Waar kan ik iets betekenen voor alle mensen?’, leek me in een biddende en verborgen gemeenschap te liggen.
Bij mijn eerste contact met de zusters trof me hun eenvoud en vriendelijkheid. In die vreugde vermoedde ik hun diepste levensbron: God. En juist Hem zocht ik in mijn jeugdige overmoed. Maar zo eenvoudig was het ook niet: leven in een slotklooster waarin veel gebedstijd en weinig afleiding lag. Het was allemaal zo nieuw. Gelukkig mocht ik thuis komen in een warme gemeenschap die me voorging in gebed en discipline. En vrolijkheid was er ook!
Clara en Franciscus van Assisi leefden in eenvoud, armoede en gegevenheid en zij waren en zijn voor mij een heel sterk voorbeeld. Was mijn vraag: ‘Waar kan ik het meest goed doen aan de mensen?’ nu beantwoord? JA! Maar dat JA moest nog bevochten worden. Het vertrouwen moest groeien, het vertrouwen dat, als ik in liefdevolle verbondenheid met God probeer te leven, hoe verborgen ook, dat mijn leven dan vruchtbaar is voor alle mensen. Die overtuiging groeide steeds sterker in me, in dagen van vreugde maar ook in dagen van ongeloof en twijfel. ‘Waar ben ik aan begonnen!’ dacht ik wel eens! Het was toch voor Hem dat ik alles had achtergelaten.
Veel zusters zijn me hier voorgegaan. Hun leven was groot en diep menselijk. Dankzij hen leerde ik bidden en liefhebben. Mijn onmacht was groot. Ik kon het niet. Ik klampte me vast aan God, want alles verwachtte ik van Hem. Doorheen moeilijke dagen (ook van ziekte) mocht ik altijd rekenen op de steun van mijn medezusters. Aan hen heb ik heel veel te danken. Alles wat ik nu ben, heb ik gekregen van God en van de gemeenschap.
Ik kan alleen maar danken in het vertrouwen dat God mijn leven draagt en vruchtbaar maakt voor alle mensen. Alles wat ik heb is slechts een dankbaar en gelukkig hart! Ik moet het niet doen, Hij doet het in mij!
zr. Karien Poukens, Hoogfeest H. Clara, 10 en 11 augustus 2015