Getuigenissen van de zusters Clarissen
De getuigenis van een van onze zusters. Zij vertelt eenvoudig hoe zij het leven als claris ervaart in het gebed, het werk en de gemeenschap.
Het gebed
Bidden betekent voor mij: blijven zitten, blijven zitten in het geloof in God die aanwezig is.
Alle andere bezigheden onderbreken om daar te zijn.
Bidden betekent concreet luisteren, luisteren naar Iemand, naar het Woord van God, luisteren naar wat er leeft in het hart van mensen, naar hun noden en zorgen... en ze voor God noemen, hun nood kenbaar maken, mijn eigen nood kenbaar maken.
“Terwijl jij voor iemand bidt, bidt iemand anders voor jou.”
In de stilte komt veel naar boven van waar ik mee bezig ben.
Bidden is me gewoon toevertrouwen, zo zoals ik ben en anderen toevertrouwen, aan God.
In de stilte je hart openleggen voor God, wetend dat je van Hem afhankelijk bent. Bidden is dikwijls herhalen, ook gedurende de dag: “Dank, Heer om Uw goedheid en Uw trouw...” In de stilte wordt mijn hart gevormd en getoetst en gekneed tot liefde, in alle broosheid en zondigheid... om zo naar de anderen, naar mijn medezusters toe te gaan en hen gewoon graag te zien en er te zijn, daar te zijn waar zij zijn.
Bidden is als ademen... je doet het zonder veel nadenken, om te LEVEN en leven door te geven.
De gemeenschap
In gemeenschap mogen leven betekent voor mij een zeer grote genade in het beleven van onze levensvorm, in het groeien als mens en als christen, in het concrete leven van elke dag… Ik ervaar mijn gemeenschap, mijn zusters als een kostbaar geschenk. Zusters kies je niet, of maak je niet, je krijgt ze zoals ze zijn. En ze zijn me zo door God gegeven. Regelmatig denk ik : “God heeft mij de liefste mensen gegeven die er zijn !” Waar ik mijn zusters, mijn gemeenschap heel sterk in vind, is in de vergeving. Vanaf het begin mocht ik hier zijn zoals ik ben, met al mijn hebbelijkheden en mogelijkheden en telkens weer als het eens botst met iemand, mag ik opnieuw beginnen. Zo leer ik dat een hechte en echte gemeenschap maar kan bestaan vanuit die vergeving . Gemeenschap vormen is dus ook een opgave, om metterdaad zo met elkaar te leven, om je in te voegen, om te luisteren, gehoor te geven aan de concrete noden van je zusters… en om te aanvaarden, jezelf zoals je bent, de ander zoals ze is. Ik vind het een hele leerschool om in liefde met elkaar te leven, om de andere de nodige ruimte te laten waarin ze zichzelf mogen zijn.
In gemeenschap leven vraagt ook dat je de ander telkens weer de kans geeft om nieuw te worden en de bereidheid om zowel lief als leed met elkaar te delen; om te lijden aan elkaar. “Gemeenschap vormen is samen aankomen of samen verdrinken, maar je springt niet zomaar overboord wanneer de situatie eens moeilijker wordt.” Concreet vormt deze gemeenschap mee de essentie van mijn leven, maken die concrete mensen deel uit van de diepste kern van mijn bestaan en zijn ze tevens de toetssteen bij uitstek van het verbond dat God met mij –met zijn volk- is aangegaan, op de concrete weg die Hij dagelijks met mij gaat.
Het werk
In de jaren van mijn vorming heb ik velerlei werk leren doen. Toen vond ik dat soms vervelend, geen vast werk te hebben, nu ben ik er blij om dat ik vanaf het begin veel ervaring heb opgedaan: in de tuin, keuken, huishouden, poets, zieke en oude zusters verzorgen, hosties bakken, koken, verven, enz. In de verzorging van de oudere zusters heb ik veel geleerd. Zij eerden me dat niet wát we doen, maar hóe we het doen en dát we het doen van belang is.
Nu heb ik meer vast werk. En ik heb een paar dagen geleden nog gedacht: eigenlijk doe ik elk werk graag. Er is geen enkel werk dat me te doen staat, waar ik een hekel aan heb.
Dat heb ik van in het begin zo gevoeld: zelfs kuisen deed ik graag, als ik maar hier kon zijn. En dat is ten diepste zo gebleven. Ergens is er een grond die me, ook in het werk draagt. Dit helpt me niet alleen mijn werk te zien, maar wat moet gebeuren.
Ik vind het ook belangrijk mijn werk goed te overleggen en te plannen, dan mag er al eens iets tussenkomen: dan ben ik toch rustiger. Toch blijft het een opgave dat te doen. Ik wil en probeer het werk dat ik te doen heb goed te doen, maar moet nog leren incasseren als eens iets tegenvalt. Waar ik naar streef is om mijn werk te doen vanuit het gebed, om midden in het werk toch verbonden te blijven met God, door stil te worden, vooral vanbinnen, niet zoveel gedachten laten rondspoken, maar met een liefdevolle toewijding trouw te blijven doen wat moet gedaan gebeuren. In die stille trouw van elke dag kijk ik echt op naar mijn medezusters want zoals zij zou ik willen worden: trouw doen wat moet gebeuren: (zonder preutelen) vanuit de diepe innerlijke kracht en energie die God blijft schenken. Ik vind het ook boeiend af en toe in de mate van het mogelijke eens van werk te veranderen. Ook om, al is het nog op zo kleine en verborgen schaal, verantwoordelijkheid op te nemen en te dragen.
Dat wil ik toch leren, gewoon doen wat moet gebeuren, stil en verborgen vanuit Gods liefde en trouw die de nodige liefde en kracht en trouw schenkt; elke dag opnieuw want: “de liefde van Christus laat ons geen rust.” 2Kor 5,14.