Psalm 100
Gods liefde kent geen grenzen.
Psalm 100
1. Een zangstuk, bij een dankoffer.
2. Heel de aarde, juich de heer toe,
3. wees de dienaar van de heer, in blijdschap;
verschijn voor zijn aanschijn met een feestelijk lied.
4. Erken toch: de heer is God,
Hij heeft ons gemaakt, wij behoren Hem toe,
wij, zijn volk en de kudde, door Hem geweid.
5. Ga zijn poorten binnen om Hem te danken,
ga zijn voorhof binnen om Hem te loven;
dank Hem, prijs zijn heilige naam.
6. Want de heer is goed,
zijn liefde kent geen grenzen,
zijn trouw gaat van generatie op generatie.
Overwegingen van Psalm 100:
Vers 1-2:
Hoe verder we in het psalmboek vorderen, hoe meer lofpsalmen. Psalm 100 is een processiepsalm. Over alle grenzen en verschillen wordt heengestapt. Niets of niemand wordt uitgesloten van de lof. Zonder ophouden moet aan God lof gebracht worden omdat God in relatie leeft met al het geschapene, zeker met iedere mens. De lof van God mag nooit verstommen want dit is het werk bij uitstek: God lof en eer brengen, zorgen dat je de blijvende inspiratie hebt om Hem te loven. Juichen en dienen, het begint met je stem, en die krijgt handen en voeten. Dienen omvat de opdracht van ieder mens.
Met ‘eredienst’ wordt niet enkel de liturgie bedoeld, maar ook ons concrete leven moet een eredienst zijn in vrijheid en vreugde en niet een slavendienst, naar het voorbeeld van de Heer Jezus die gekomen is om te dienen. Als je dankbaar kan zijn om kleine dingen dan opent dit je hart voor andere gaven. Zo word je ontvankelijk want God kan maar komen waar Hij welkom is. Hij heeft lief wie zich blijmoedig geeft. Daden van gerechtigheid en daden van trouw. Tot Hem naderen verheugt en verwarmt het hart van een mens en dat van de mensen rondom je. Loven is een beweging waarin je steeds dichter tot de Heer komt en zijn wezen leert kennen. Je mag ontdekken wie Hij is, dat Hij liefde is en hoe dat is voor jou persoonlijk en heel concreet. Net zoals je een mens doorheen ontmoetingen beter en dieper mag leren kennen. In Tertio staat deze week (16 jan. 2013) een interview te lezen met een neuroloog die een bijna dood ervaring had. Hij zegt: ‘De grootste vergissing die wij mensen maken, is deze dat wij denken dat God geen persoonlijke God zou zijn’, het tegendeel is waar. Hij is met jouw leven bezig, heel persoonlijk en heel concreet.
Vers 3:
‘Erken het de Heer is God, Hij heeft ons gemaakt’ dit is een geloofsbelijdenis. Hij heeft ons gemaakt, niet wij hebben onszelf gemaakt. Het is ook een belijdenis van onze afhankelijkheid van God. Met “wij” bedoelt de psalmist geen opsomming van individuen. “Wij” is een stuk van onze identiteit. Zijn volk zijn wij. Het klinkt een beetje vreemd in onze oren, dat wij zijn ‘kudde’ zijn, de schapen die Hij weidt. De hedendaagse mens ziet zich niet graag vergeleken met een schaap. Voor de Bijbelse mens roept dit beeld echter het Verbond op van God met zijn volk. God was voor hen als een goede herder die voor zijn kudde zorgt. Hiermee wil de psalmist zeggen: zo goed als een herder voor zijn kudde zorgt, zo zorgt God voor de mens. Dit beeld is een sterk Bijbels beeld dat we ook bij de profeet Ezechiël (Ez. 34,11-17) terugvinden: ‘Dit zegt God, de Heer: Ik zal zelf naar mijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen. Zoals een herder naar zijn kudde op zoek gaat als zijn dieren verstrooid zijn geraakt, zo zal ik naar mijn schapen op zoek gaan en ze redden, uit alle plaatsen waarheen ze zijn verdreven op een dag van dreigende, donkere wolken. Ik zal ze uit alle volken terughalen en uit alle landen bijeenbrengen, ik zal ze naar hun eigen land laten terugkeren. Op de bergen van Israël en bij de waterstromen zal ik ze weiden, overal in het land waar mensen wonen. Ik zal ze laten grazen op een goede weide, ook hoog in de bergen van Israël zullen ze gras vinden; op Israëls bergen zullen ze rusten op groen grasland en in een grazige weide. Ikzelf zal mijn schapen weiden en ze laten rusten – spreekt God, de Heer. Ik zal naar verdwaalde dieren op zoek gaan, verjaagde dieren terughalen, gewonde dieren verbinden, zieke dieren gezond maken – maar de vette en sterke dieren zal ik doden. Ik zal ze weiden zoals het moet. Wat jullie betreft, mijn schapen, dit zegt God, de Heer: Ik zal rechtspreken tussen het ene schaap en het andere.’
De Heer wil gemeenschap met de mens, wij mogen in zijn tegenwoordigheid leven, en daarin ondervinden hoe goed de Heer is. Men kan zich de vraag stellen: hoe zit het dan met de vele mensen in deze wereld die zo ontzettend te lijden hebben. Heeft dit visioen van Ezechiël dan alleen betrekking op een leven na dit aardse leven. De vraag van het lijden, ook als we alleen al maar naar de natuur kijken, hoe het ene dier het andere opeet, en hoe ook de mens doodt plant en dier doodt om er zich mee te voeden… Gerard Bodifee probeert in zijn mooie roman Diotima een mogelijk antwoord te geven op die vraag. Ook in de schitterende roman ‘Drie rode rozen van Abel Herzberg komt deze vraag uitvoerig aan bod. Maar hoe het met dat lijden precies zit, daar God het zelf in deze wereld zo sterk ervaren heeft, zal altijd een mysterie blijven zolang de mensheid bestaat…het enige waarop wij mogen en kunnen vertrouwen is de aanwezigheid van de Heer of om het met de woorden van een prachtig lied te zeggen: ‘Gij hebt o God dit broze bestaan gewild, hebt boven’t nameloze mij uitgetild. Laat mij dan dankbaar leven de volle tijd, geborgen in de bevende zekerheid, dat ik niet uit dit smal en onvast bestaand, van mijn bestaan zal vallen dan in uw hand.’ Willen binnengaan in de weide die de Heer voor ons bereidt, is een groeiproces.
Vers 4:
Hier weerklinkt weer een oproep om te juichen en de Heer te loven. Al zingende en lovende maken we telkens een beweging naar Hem toe en daarin komt Hij ons tegemoet. W. Barnard zegt: ‘Wij moeten ons God te binnen zingen.’ Het is een proces van verinnerlijking. Gods lof zingen is dus niet alleen een ‘uiting’ van geloof, maar ook een ‘inning’ van geloof. Al zingende en biddende word je wat je zingt en bidt.
Vers 5:
En bij de Heer is altijd toekomst. Zijn trouw is zonder grenzen. Misschien is dat wel het mooiste wat men van God kan zeggen, ook het mooiste wat men van een mens kan zeggen: dat Hij trouw is. Trouw geeft ruggengraat en standvastigheid aan de liefde. En zijn liefde duurt eeuwig, zegt de psalmist. Zijn trouw duurt van geslacht op geslacht, generatie op generatie. Als we de Heer naderen met dit lied, ervaren we een weldadige kracht die door ons heen gaat. Franciscus van Assisi bidt: Gij zijt onze hoop, Gij zijt ons geloof, Gij zijt onze liefde, Gij zijt ons eeuwig leven. Hij is inderdaad onze hoop en onze toekomst. Hem loven is het werk waartoe ieder van ons is geroepen, doorheen het dagelijkse leven. Op een andere manier hoeven wij ons niet nuttig te maken in die zin, dat elke daad van menslievendheid een lofzang is voor God, want zegt Jezus: wat gij voor de geringste van één van mijn mensen doet, hebt gij aan Mij gedaan.