U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

Bron 24


 

Gelijk een zwerver bij een bron. 

uit een gedicht van Aart van der Leeuw (zie onderaan)

 

In de periode van rouw en het gedenken van onze geliefde overledenen, voelen mensen zich sterk verbonden in hun verdriet, iedereen heeft wel iemand om over te rouwen, soms nog heel vers verdriet, soms, door de jaren gerijpt maar daarom niet minder intens, integendeel. Maar hoe wij daarmee omgaan is voor iedereen zo verschillend. Echtgenoten die een kind verliezen kennen vaak een heel ander verwerkingsproces en kunnen elkaar daarin soms moeilijk vinden of ondersteunen. En wat met kinderen die hun ouders moet begraven of hun oma of opa. Het is zoals kleine Lore ooit vroeg: ‘Gaan we omi nu eindelijk nog eens bezoeken, ze is nu toch al lang genoeg dood geweest!’

 

Hoe kunnen  wij elkaar, en bijzonder onze kleine kinderen op een bewuste manier afscheid helpen nemen? Zeker niet door diegene die voor de ander of voor jezelf zo dierbaar was en blijft, gewoon dood te zwijgen want dan lijkt het alsof het ongepast is verdriet te uiten. Thans is dat tegenwoordig de meest voorkomende manier van omgaan met mensen die rouwen. Een kind durft nog vragen te stellen die de meeste volwassenen wel hebben maar verleerd hebben te uiten: waar is oma of opa nu? Wat doet hij? Heeft hij het niet koud of wordt ze niet nat? Op vele van die vragen weten wij zelf geen antwoord. Wel vanuit ons geloof, geloven wij dat de mens bestemd is voor een hogere en intensere vorm van bestaan dan dit leven hier op aarde. Maar uitleggen hoe of waar dat is?

 

En wat als je als ouder of grootouder moet toezien hoe je kindje ziek wordt, behandeld wordt en toch sterven moet? Hoe en kind begeleiden naar de dood en het leven daarna. Mensen die zich veel met terminaal zieke en stervende kinderen hebben bezig gehouden, getuigen dat in veel gevallen het een kind zelf is dat zijn ouders helpt naar dit moeilijke moment van afscheid toe te leven. Het is wel het allerpijnlijkste wat je kan overkomen, je eigen kind uit handen te moeten geven.

 

Éric Emmanuël Schmitt schreef een heel knap boekje dat later ook verfilmd is: Oscar en oma Rozerood. Het gaat over een kleine jongen die leukemie heeft en op een dag in het geniep hoort hoe de dokter tegen zijn ouders zegt dat zijn leven hier op aarde nog van korte duur zal zijn. Zijn ouders doen tegen hem echter alsof er niks aan de hand is en daarom noemt hij ze ‘stomme sukkels’. Dan ontmoet hij oma Rozerood, een dame die in het ziekenhuis vrijwilligerswerk doet en altijd een roze schort aanheeft. Zij brengt hem in contact met God en zo begint Oscar briefjes naar God te schrijven die hij met een luchtballon naar de hemel verstuurt. Het is een aangrijpend boekje dat niet zomaar een ‘verhaal’ wil zijn maar de diepe strijd weergeeft van omgaan met de dood. En van een geloof in een leven na dit leven.

 

Laten wij deze dagen en ook ons verdriet in verbondenheid beleven en dragen, in verbondenheid met al de mensen die rouwen. Tot slot een innig mooi gedicht van Aaart van der Leeuw.


Franciscus heeft, om U te ontmoeten,
 Alles wat schittert afgedaan
 Aan hals en hand, voorhoofd en voeten;
 Want schamel wilde hij tot U gaan.

 Maar niemand hebt Gij zó ontvangen,
 O liefde, en als de dag begon,
 Waart gij het, die zijn zuiv're zangen
 Deed jubelen van zuster zon.

 En moet ik óók zo tot U komen,
 Afleggend waar mijn ziel mee speelt:
 De rijke schat der schone dromen,
 Het fonklend woord, het sierlijk beeld?

 En moet ik langs de grauwe wegen,
 In grove pij en ongeschoeid
 Het geeslen voelen van den regen,
 En hoe het eenzaam-zijn vermoeit.

 Eer ik mij bij U neer mag leggen,
 Gelijk een zwerver bij een bron,
 En aan uw borst mijn zang mag zeggen
 Voor broeder wind en zuster zon?

Franciscus (Aart van der Leeuw)