U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

Bron 14


  

Jullie zijn allen broeders.

H. Franciscus

 

 

Jezus navolgen, dat betekent voor Franciscus, en daarin is hij geheel kind van zijn tijd, deze Jezus in een gemeenschap met anderen navolgen, vooral in een gemeenschap zonder onderscheid, in evangelische gelijkheid en broederlijkheid. Franciscus en zijn gezellen nemen zoals vele van hun tijdgenoten het woord van de Heer ernstig: “één is uw meester en jullie zijn allen broeders”. (Mt 23, 8) In tegenstelling tot de gemeenschap volgens de standen en de hiërarchie binnen de Kerk werd hier het principe van gelijkheid benadrukt, en dat meer dan 500 jaar voor de Franse Revolutie.

 

Dus is het niet verwonderlijk dat biograaf Thomas van Celano het volgende over Franciscus en zijn broederschap schrijft: “Ook verkeerden Franciscus en zijn broeders in die tijd in zeer juichende stemming en waren ze bijzonder verheugd wanneer weer iemand onder Gods inspirerende werking bij hen kwam. Wie of wat hij was, deed er niet toe: gelovig of niet, rijk of arm, van adel of niet, een man van standing of niet, bedachtzaam of simpel, geletterd of ongeletterd, een geestelijke of een leek onder het volk van God, allen waren welkom, wanneer ze hun habijt wilden aannemen.” (1 Cel 31)

 

Allen zijn gelijk, niemand is meer; allen zijn broeders, geen is er heer. Het is een gemeenschap van gelijkberechtigde broeders (en zusters bij Clara) met hun eigen krachten en bekwaamheden. Daarmee nemen Franciscus en Clara motieven van de lekenbeweging in de middeleeuwen op: de roeping van mannen en vrouwen van verschillende afkomst tot een evangelisch leven; een roeping tot een leven in de voetsporen van de arme en gekruisigde Heer Jezus Christus, maar anders dan vele groeperingen van toen in gescheiden gemeenschappen van mannen en vrouwen.

 

“De Heer heeft mij broeders gegeven”, zo zegt Franciscus het in zijn Testament. Niet Franciscus heeft de broeders geroepen of opgeroepen tot een leven in navolging van Jeuzs Christus, maar de Heer zelf heeft dat gedaan. Jezus gaat langs het meer van Galilea en roept de leerlingen om Hem te volgen. Franciscus beleeft zijn roeping als een bedelaar, als arme tussen de armen, en de Heer zelf heeft hem broeders gegeven.

 

Celano beschrijft dat Bernardus van Quintavalle zo door die Franciscus gefascineerd is, die hij vaak in zijn huis ontving, dat hij hetzelfde wil doen als hij. Bij Jezus is er een eenvoudig woord, Hij spreekt de leerlingen direct aan en raakt zo hun hart. Bij Franciscus is het zijn eenvoud, zijn levenswandel, die het hart van anderen raakt. Beiden gebruiken geen grote woorden, beiden overtuigen door hun persoonlijkheid, beiden is het te doen om de boodschap van het Rijk van God.

 

Hij is het die de gemeenschap leidt, juister nog: zijn Geest. Franciscus beschouwt de heilige Geest als de hoogste overste zijn orde. Hij roept broeders (en in de gemeenschap van Clara zusters), van gelijkgezinden samen. Allen zijn zij zusters en broeders va elkaar. Deze wijze van broederschap, waarin er tussen broeders en zusters niet het minste teken van onderscheid mag zijn, ook niet tussen de broeder of zuster die overste is en de anderen, is eigen aan de franciscaanse levenswijze: wij zijn allen broeders en zusters van elkaar, van de mensen die we ontmoeten en van alle schepselen.  

                                                                                                                                                        

Uit: Paulin Link / Thomas Dienberg, Leben gegen den Trend

Vertaling: Jan Devleeshouwer, ofmcap